Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. minder:
  2. minderen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor minder (Nederlands) in het Spaans

minder:

minder bijvoeglijk naamwoord

  1. minder
    menos
    • menos bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor minder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
menos minteken; minus
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
menos minder banaal; behalve; beperkter; buiten; gemeen; grof; in mindere mate; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; met uitsluiting van; min; minst; minus; onedel; plat; platvloers; schunnig; triviaal; uitgezonderd; vunzig

Verwante woorden van "minder":


Antoniemen van "minder":


Verwante definities voor "minder":

  1. niet zo vaak als anders1
    • jij moet eens wat minder spijbelen!1
  2. niet zoals een andere keer1
    • het is vandaag minder druk op straat1
  3. niet zoveel als anders1
    • ik heb minder winst gemaakt dit jaar1

Wiktionary: minder


Cross Translation:
FromToVia
minder menos fewer — comparative of few; a smaller number
minder menos less — to smaller extent
minder menos less — not as much

minder vorm van minderen:

minderen werkwoord (minder, mindert, minderde, minderden, geminderd)

  1. minderen (minder worden; declineren; afnemen; )
    disminuir; reducirse
  2. minderen (verminderen; reduceren; afnemen; )
    reducir; atenuar; reducirse

Conjugations for minderen:

o.t.t.
  1. minder
  2. mindert
  3. mindert
  4. minderen
  5. minderen
  6. minderen
o.v.t.
  1. minderde
  2. minderde
  3. minderde
  4. minderden
  5. minderden
  6. minderden
v.t.t.
  1. heb geminderd
  2. hebt geminderd
  3. heeft geminderd
  4. hebben geminderd
  5. hebben geminderd
  6. hebben geminderd
v.v.t.
  1. had geminderd
  2. had geminderd
  3. had geminderd
  4. hadden geminderd
  5. hadden geminderd
  6. hadden geminderd
o.t.t.t.
  1. zal minderen
  2. zult minderen
  3. zal minderen
  4. zullen minderen
  5. zullen minderen
  6. zullen minderen
o.v.t.t.
  1. zou minderen
  2. zou minderen
  3. zou minderen
  4. zouden minderen
  5. zouden minderen
  6. zouden minderen
en verder
  1. ben geminderd
  2. bent geminderd
  3. is geminderd
  4. zijn geminderd
  5. zijn geminderd
  6. zijn geminderd
diversen
  1. minder!
  2. mindert!
  3. geminderd
  4. minderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

minderen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het minderen (krimpen; korten)
    el recorte; la disminuición

Vertaal Matrix voor minderen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disminuición korten; krimpen; minderen
disminuir achteruitgaan; afnemen; verminderen in kracht
recorte korten; krimpen; minderen bezuiniging; deflatie; knipsel; korting; kostenverlaging; ontering; prijsdaling; prijsverlaging; reductie; salarisvermindering; snipper; stukje papier; uitsnede; uitsnijding; verlaging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atenuar afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen afnemen; dichtslaan; dichtwerpen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen
disminuir afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen achteruitgaan; afnemen; afnemend; declineren; inkrimpen; kelderen; kleiner maken; krimpen; luwen; minder maken; minder worden; minimaliseren; slinken; slinkend; tanend; terugdraaien; terugschroeven; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; verkleinen; verminderen; wegsterven; zakken
reducir afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen achteruitgaan; afbreuk doen aan; afnemen; afprijzen; beknotten; benadelen; beperken; declineren; herleiden; inkrimpen; kleiner maken; krimpen; minder maken; minder worden; minimaliseren; neerleggen; onderuit halen; reduceren; schaden; slinken; terugdraaien; terugdrijven; terugdringen; terugschroeven; terugvoeren; verkleinen; verlagen; verminderen
reducirse afnemen; beperken; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen door koken dikker maken; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; inkrimpen; kleiner worden; krimpen; slinken; verdikken

Verwante vertalingen van minder