Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. niet vast:
  2. vastnieten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor niet vast (Nederlands) in het Spaans

niet vast:

niet vast bijvoeglijk naamwoord

  1. niet vast (los; verschuifbaar; verplaatsbaar)
    suelto; separado
  2. niet vast (los)
    separado; mal atado; ligero; disipado; aislado

Vertaal Matrix voor niet vast:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aislado los; niet vast afgezonderd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; desolaat; eenzaam; geïsoleerd; in quarantaine; ingesloten; losstaand; omsingeld; op zich; op zichzelf staand; separaat; vereenzaamd; verlaten; vrijstaand
disipado los; niet vast afgezonderd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; desolaat; eenzaam; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; verlaten; vrijstaand
ligero los; niet vast aangelengd; fris; frivool; hups; koel; licht; lichtgewicht; lichtvaardig; lichtvoetig; lichtwegend; lichtzinnig; losbandig; luchtig; niet donker; snelvoetig; vederlicht; verdund; wuft
mal atado los; niet vast
separado los; niet vast; verplaatsbaar; verschuifbaar afgescheiden; afgezonderd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; desolaat; eenzaam; gescheiden; gesepareerd; gespreid; geïsoleerd; in quarantaine; los van elkaar; losstaand; ontbonden; op zich; op zichzelf staand; opgeheven; separaat; single; uit elkaar; uit elkander; uiteen; uiteengegaan; uiteengevallen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen; vereenzaamd; verlaten; vrijstaand
suelto los; niet vast; verplaatsbaar; verschuifbaar afzonderlijk; alleenstaand; apart; dun; geen vet op de botten hebbende; geïsoleerd; iel; los; loshangend; losstaand; mager; mul; onopgeruimd; onverpakt; op zich; op zichzelf staand; pulverig; rul; schraal; schriel; separaat; slordig; vrij hangend; vrijstaand

vastnieten:

vastnieten werkwoord (niet vast, niette vast, nietten vast, vastgeniet)

  1. vastnieten (nieten; aanhechten)
    grapar

Conjugations for vastnieten:

o.t.t.
  1. niet vast
  2. niet vast
  3. niet vast
  4. nieten vast
  5. nieten vast
  6. nieten vast
o.v.t.
  1. niette vast
  2. niette vast
  3. niette vast
  4. nietten vast
  5. nietten vast
  6. nietten vast
v.t.t.
  1. heb vastgeniet
  2. hebt vastgeniet
  3. heeft vastgeniet
  4. hebben vastgeniet
  5. hebben vastgeniet
  6. hebben vastgeniet
v.v.t.
  1. had vastgeniet
  2. had vastgeniet
  3. had vastgeniet
  4. hadden vastgeniet
  5. hadden vastgeniet
  6. hadden vastgeniet
o.t.t.t.
  1. zal vastnieten
  2. zult vastnieten
  3. zal vastnieten
  4. zullen vastnieten
  5. zullen vastnieten
  6. zullen vastnieten
o.v.t.t.
  1. zou vastnieten
  2. zou vastnieten
  3. zou vastnieten
  4. zouden vastnieten
  5. zouden vastnieten
  6. zouden vastnieten
en verder
  1. ben vastgeniet
  2. bent vastgeniet
  3. is vastgeniet
  4. zijn vastgeniet
  5. zijn vastgeniet
  6. zijn vastgeniet
diversen
  1. niet vast!
  2. niet vast!
  3. vastgeniet
  4. vastnietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vastnieten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grapar aanhechten; nieten; vastnieten

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van niet vast