Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. omhullen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omhullen (Nederlands) in het Spaans

omhullen:

omhullen werkwoord (omhul, omhult, omhulde, omhulden, omhuld)

  1. omhullen (verhullen; maskeren; bedekken; )
    velar; encubrir; enmascarar; cubrir; esconder; ocultar

Conjugations for omhullen:

o.t.t.
  1. omhul
  2. omhult
  3. omhult
  4. omhullen
  5. omhullen
  6. omhullen
o.v.t.
  1. omhulde
  2. omhulde
  3. omhulde
  4. omhulden
  5. omhulden
  6. omhulden
v.t.t.
  1. ben omhuld
  2. bent omhuld
  3. is omhuld
  4. zijn omhuld
  5. zijn omhuld
  6. zijn omhuld
v.v.t.
  1. was omhuld
  2. was omhuld
  3. was omhuld
  4. waren omhuld
  5. waren omhuld
  6. waren omhuld
o.t.t.t.
  1. zal omhullen
  2. zult omhullen
  3. zal omhullen
  4. zullen omhullen
  5. zullen omhullen
  6. zullen omhullen
o.v.t.t.
  1. zou omhullen
  2. zou omhullen
  3. zou omhullen
  4. zouden omhullen
  5. zouden omhullen
  6. zouden omhullen
en verder
  1. heb mij omhuld
  2. hebt jou omhuld
  3. heeft zich omhuld
  4. hebben ons omhuld
  5. hebben jullie omhuld
  6. hebben zich omhuld
diversen
  1. omhul!
  2. omhult!
  3. omhuld
  4. omhullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omhullen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cubrir bedekken; beslaan; indekken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cubrir bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; beschermen; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; blinderen; dekken; dichtgooien; draperen; gladstrijken; insluiten; met stof behangen; omvatten; overdekken; overheen trekken; overkappen; overtrekken; overwelven; stofferen; strijken; toestoppen; toevoegen; van bekleding voorzien
encubrir bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren achterhouden; afdekken; afschermen; afschutten; bagatelliseren; beschermen; beschutten; camoufleren; gestolen goed verkopen; gezond maken; helen; in omgeving op laten gaan; verbloemen; vergoelijken; verhelen; verzwijgen
enmascarar bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren bagatelliseren; vergoelijken; verkleden; vermommen
esconder bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren achterhouden; bemantelen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; iemand van de plaats dringen; verbergen; verdringen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verschuilen; versluieren; verstoppen; wegsteken; wegstoppen
ocultar bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren achterhouden; bemantelen; halt houden; niet-beschikbaar maken; ontveinzen; stoppen; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhelen; verhullen; verkleden; vermommen; versluieren; verstoppen; verzwijgen; wegstoppen
velar bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren achterhouden; bemantelen; camoufleren; in omgeving op laten gaan; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
cubrir bedekken; met iets bestrijken

Verwante definities voor "omhullen":

  1. rondom bedekken, in iets wikkelen1
    • zij omhulde zich met een grote sjaal1

Wiktionary: omhullen


Cross Translation:
FromToVia
omhullen envolver envelop — to surround or enclose