Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. raffelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor raffelen (Nederlands) in het Spaans

raffelen:

raffelen werkwoord (raffel, raffelt, raffelde, raffelden, geraffeld)

  1. raffelen
    farfullar

Conjugations for raffelen:

o.t.t.
  1. raffel
  2. raffelt
  3. raffelt
  4. raffelen
  5. raffelen
  6. raffelen
o.v.t.
  1. raffelde
  2. raffelde
  3. raffelde
  4. raffelden
  5. raffelden
  6. raffelden
v.t.t.
  1. ben geraffeld
  2. bent geraffeld
  3. is geraffeld
  4. zijn geraffeld
  5. zijn geraffeld
  6. zijn geraffeld
v.v.t.
  1. was geraffeld
  2. was geraffeld
  3. was geraffeld
  4. waren geraffeld
  5. waren geraffeld
  6. waren geraffeld
o.t.t.t.
  1. zal raffelen
  2. zult raffelen
  3. zal raffelen
  4. zullen raffelen
  5. zullen raffelen
  6. zullen raffelen
o.v.t.t.
  1. zou raffelen
  2. zou raffelen
  3. zou raffelen
  4. zouden raffelen
  5. zouden raffelen
  6. zouden raffelen
diversen
  1. raffel!
  2. raffelt!
  3. geraffeld
  4. raffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor raffelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
farfullar raffelen aanmodderen; aanrommelen; aanrotzooien; bazelen; broddelen; er slap bijhangen; frommelen; knoeien; lallen; mompelen; murmelen; murmeren; prutsen; rommelen; rotzooien; scharrelen; slap hangen; wauwelen