Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vibreren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vibreren (Nederlands) in het Spaans

vibreren:

vibreren werkwoord (vibreer, vibreert, vibreerde, vibreerden, gevibreerd)

  1. vibreren (trillen)
    tremolar; temblar; vibrar

Conjugations for vibreren:

o.t.t.
  1. vibreer
  2. vibreert
  3. vibreert
  4. vibreren
  5. vibreren
  6. vibreren
o.v.t.
  1. vibreerde
  2. vibreerde
  3. vibreerde
  4. vibreerden
  5. vibreerden
  6. vibreerden
v.t.t.
  1. heb gevibreerd
  2. hebt gevibreerd
  3. heeft gevibreerd
  4. hebben gevibreerd
  5. hebben gevibreerd
  6. hebben gevibreerd
v.v.t.
  1. had gevibreerd
  2. had gevibreerd
  3. had gevibreerd
  4. hadden gevibreerd
  5. hadden gevibreerd
  6. hadden gevibreerd
o.t.t.t.
  1. zal vibreren
  2. zult vibreren
  3. zal vibreren
  4. zullen vibreren
  5. zullen vibreren
  6. zullen vibreren
o.v.t.t.
  1. zou vibreren
  2. zou vibreren
  3. zou vibreren
  4. zouden vibreren
  5. zouden vibreren
  6. zouden vibreren
diversen
  1. vibreer!
  2. vibreert!
  3. gevibreerd
  4. vibrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vibreren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
temblar beven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
temblar trillen; vibreren beven; bibberen; doortrillen; heen en weer bewegen; kloppen; lillen; rillen; schudden; trillen
tremolar trillen; vibreren
vibrar trillen; vibreren kloppen; lillen; trillen

Wiktionary: vibreren

vibreren
verb
  1. intr|nld trillen, in staat van trilling verkeren

Cross Translation:
FromToVia
vibreren vibrar vibrierenschwingen, zittern
vibreren vibrar vibrer — Faire des vibrations