Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. voorvoelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorvoelen (Nederlands) in het Spaans

voorvoelen:

voorvoelen werkwoord (voorvoel, voorvoelt, voorvoelde, voorvoelden, voorvoeld)

  1. voorvoelen (aanvoelen)
    sentir; intuir; presentir

Conjugations for voorvoelen:

o.t.t.
  1. voorvoel
  2. voorvoelt
  3. voorvoelt
  4. voorvoelen
  5. voorvoelen
  6. voorvoelen
o.v.t.
  1. voorvoelde
  2. voorvoelde
  3. voorvoelde
  4. voorvoelden
  5. voorvoelden
  6. voorvoelden
v.t.t.
  1. heb voorvoeld
  2. hebt voorvoeld
  3. heeft voorvoeld
  4. hebben voorvoeld
  5. hebben voorvoeld
  6. hebben voorvoeld
v.v.t.
  1. had voorvoeld
  2. had voorvoeld
  3. had voorvoeld
  4. hadden voorvoeld
  5. hadden voorvoeld
  6. hadden voorvoeld
o.t.t.t.
  1. zal voorvoelen
  2. zult voorvoelen
  3. zal voorvoelen
  4. zullen voorvoelen
  5. zullen voorvoelen
  6. zullen voorvoelen
o.v.t.t.
  1. zou voorvoelen
  2. zou voorvoelen
  3. zou voorvoelen
  4. zouden voorvoelen
  5. zouden voorvoelen
  6. zouden voorvoelen
diversen
  1. voorvoel!
  2. voorvoelt!
  3. voorvoeld
  4. voorvoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor voorvoelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intuir aanvoelen; voorvoelen inleven; invoelen; meeleven; voelen
presentir aanvoelen; voorvoelen
sentir aanvoelen; voorvoelen beleven; betreuren; ervaren; gewaarworden; iets voelen; inleven; invoelen; jammer vinden; meeleven; ondervinden; voelen