Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. berekenend:
  2. berekenen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor berekenend (Nederlands) in het Frans

berekenend:

berekenend bijvoeglijk naamwoord

  1. berekenend (gewiekst; gehaaid)
    débrouillard; calculateur; malin; rusé; adroit; astucieux; dégourdi; calculé; astucieusement; roublard

Vertaal Matrix voor berekenend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
calculateur PC; computer; rekenaar
dégourdi doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; listigheid; sluwheid; snoodheid
malin bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; kei; listigheid; slimme vos; slimmerd; sluwheid; snoodheid
roublard gladjanus; gluiperd
rusé doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; goochemheid; leperd; leperik; listigheid; schranderheid; sluwheid; snoodheid; uitgeslapenheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adroit berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bedreven; behendig; bekwaam; bijdehand; clever; echt; eenvoudig; eerlijk; gemakkelijk; geoefend; gevat; handig; kien; kundig; licht; makkelijk; menens; niet moeilijk; oprecht; pienter; raak; ronduit; schrander; simpel; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig
astucieusement berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; gehaaid; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leep; raak; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
astucieux berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; geniaal; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; ingenieus; kien; knap; krankzinnig; kundig; kunstig; leep; met een fluwelen tong; met een gladde tong; pienter; raak; reuze; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; spitsvondig; te gek; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; vindingrijk; waanzinnig; welsprekend; wijs
calculateur berekenend; gehaaid; gewiekst gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
calculé berekenend; gehaaid; gewiekst doorgedacht; gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
débrouillard berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; gevat; goochem; kien; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen
dégourdi berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; geagiteerd; gevat; goochem; kien; levendig; raak; schrander; slim; snedig; uitgeslapen; verhit
malin berekenend; gehaaid; gewiekst achterbaks; adrem; arglistig; bedachtzaam; bij de pinken; bijdehand; clever; correct; doordacht; doortrapt; duivelachtig; duivels; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; kien; krankzinnig; kwaadaardig; leep; link; listig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; reuze; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; spitsvondig; stiekem; te gek; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vernuftig; verstandig; waanzinnig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
roublard berekenend; gehaaid; gewiekst bij de pinken; clever; gehaaid; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; kien; leep; pienter; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; uitgeslapen
rusé berekenend; gehaaid; gewiekst achterbaks; adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; clever; doortrapt; duivelachtig; duivels; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; in het geniep; kien; kwaadaardig; leep; link; listig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen

Synoniemen voor "berekenend":


Antoniemen van "berekenend":


Verwante definities voor "berekenend":

  1. doen waar je het meeste voordeel van hebt1
    • Ahmed lijkt zo aardig, maar hij is erg berekenend1

berekenend vorm van berekenen:

berekenen werkwoord (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)

  1. berekenen (schatten; ramen)
    calculer; estimer; chiffrer; évaluer
    • calculer werkwoord (calcule, calcules, calculons, calculez, )
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • chiffrer werkwoord (chiffre, chiffres, chiffrons, chiffrez, )
    • évaluer werkwoord (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
  2. berekenen (begroten)
    calculer; chiffrer; estimer; évaluer; évaluer à
    • calculer werkwoord (calcule, calcules, calculons, calculez, )
    • chiffrer werkwoord (chiffre, chiffres, chiffrons, chiffrez, )
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • évaluer werkwoord (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
    • évaluer à werkwoord
  3. berekenen (uitrekenen; becijferen; uitwerken; calculeren)
    calculer; estimer; chiffrer
    • calculer werkwoord (calcule, calcules, calculons, calculez, )
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • chiffrer werkwoord (chiffre, chiffres, chiffrons, chiffrez, )

Conjugations for berekenen:

o.t.t.
  1. bereken
  2. berekent
  3. berekent
  4. berekenen
  5. berekenen
  6. berekenen
o.v.t.
  1. berekende
  2. berekende
  3. berekende
  4. berekenden
  5. berekenden
  6. berekenden
v.t.t.
  1. heb berekend
  2. hebt berekend
  3. heeft berekend
  4. hebben berekend
  5. hebben berekend
  6. hebben berekend
v.v.t.
  1. had berekend
  2. had berekend
  3. had berekend
  4. hadden berekend
  5. hadden berekend
  6. hadden berekend
o.t.t.t.
  1. zal berekenen
  2. zult berekenen
  3. zal berekenen
  4. zullen berekenen
  5. zullen berekenen
  6. zullen berekenen
o.v.t.t.
  1. zou berekenen
  2. zou berekenen
  3. zou berekenen
  4. zouden berekenen
  5. zouden berekenen
  6. zouden berekenen
diversen
  1. bereken!
  2. berekent!
  3. berekend
  4. berekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor berekenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
calculer becijferen; begroten; berekenen; calculeren; ramen; schatten; uitrekenen; uitwerken erbij rekenen; meerekenen; meetellen; preciseren; rekenen; uitwerken
chiffrer becijferen; begroten; berekenen; calculeren; ramen; schatten; uitrekenen; uitwerken versleutelen
estimer becijferen; begroten; berekenen; calculeren; ramen; schatten; uitrekenen; uitwerken aannemen; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; begroten; bepalen; beraden; beramen; consideren; determineren; eerbiedigen; geloven; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; iets overwegen; in acht nemen; ingeven; inschatten; ontzien; op prijs stellen; overdenken; overwegen; raden; ramen; respecteren; schatten; sparen; suggereren; taxeren; vaststellen; verschonen; waarderen
évaluer begroten; berekenen; ramen; schatten aanslaan; adviseren; afwegen; begroten; beraden; beramen; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren; taxeren
évaluer à begroten; berekenen
- uitrekenen

Synoniemen voor "berekenen":


Verwante definities voor "berekenen":

  1. iets aan de weet komen door te rekenen1
    • heb je berekend hoe duur onze reis wordt?1
  2. het laten betalen1
    • Ahmed berekende mij alle kosten1

Wiktionary: berekenen

berekenen
verb
  1. déterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
  2. déterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.

Cross Translation:
FromToVia
berekenen calculer calculate — (transitive) to determine value
berekenen computer compute — reckon or calculate
berekenen résoudre figure — to solve a problem