Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gereserveerd (Nederlands) in het Frans
gereserveerd:
-
gereserveerd (opzijgezet)
-
gereserveerd (terughoudend; ingetogen; gesloten; terughoudende; koel; geheimzinnig)
Vertaal Matrix voor gereserveerd:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
retenu | geheimzinnig; gereserveerd; gesloten; ingetogen; koel; terughoudend; terughoudende | afgehouden; bescheiden; discreet; discrete; gematigd; geremd; getemperd; ingehouden; ingetogen; kies; onbuigzaam; onverzettelijk; stemmig; stijfkoppig; stug; taai |
réservé | geheimzinnig; gereserveerd; gesloten; ingetogen; koel; opzijgezet; terughoudend; terughoudende | afstandelijk; bescheiden; besproken; discreet; discrete; gematigd; gesloten; getemperd; ingetogen; ingetrokken; kies; koel; koud; nuchter; onbuigzaam; onverzettelijk; stemmig; stijfkoppig; stil; stug; taai; taciturn; weinig spraakzaam; zakelijk; zwijgend; zwijgzaam |
taciturne | geheimzinnig; gereserveerd; gesloten; ingetogen; koel; terughoudend; terughoudende | geluidloos; gesloten; onbuigzaam; onverzettelijk; stijfkoppig; stil; stilzwijgend; stug; taai; taciturn; weinig spraakzaam; zonder geluid; zwijgend; zwijgzaam |
Verwante woorden van "gereserveerd":
Wiktionary: gereserveerd
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gereserveerd | → dédaigneux; distant; résevé | ↔ aloof — reserved and remote; either physically or emotionally distant |
• gereserveerd | → sérieux; sobre; discret; réservé | ↔ demure — modest, quiet, reserved |
• gereserveerd | → timide | ↔ shy — reserved |
gereserveerd vorm van reserveren:
-
reserveren (behouden; opzijleggen; achterhouden; terughouden)
réserver; affecter-
réserver werkwoord (réserve, réserves, réservons, réservez, réservent, réservais, réservait, réservions, réserviez, réservaient, réservai, réservas, réserva, réservâmes, réservâtes, réservèrent, réserverai, réserveras, réservera, réserverons, réserverez, réserveront)
-
affecter werkwoord (affecte, affectes, affectons, affectez, affectent, affectais, affectait, affections, affectiez, affectaient, affectai, affectas, affecta, affectâmes, affectâtes, affectèrent, affecterai, affecteras, affectera, affecterons, affecterez, affecteront)
-
-
reserveren (reis boeken; vastleggen; bespreken)
-
reserveren (voorbehouden)
réserver; mettre à part; retenir; mettre de côté; garder; poser de côté; mettre à l'écart-
réserver werkwoord (réserve, réserves, réservons, réservez, réservent, réservais, réservait, réservions, réserviez, réservaient, réservai, réservas, réserva, réservâmes, réservâtes, réservèrent, réserverai, réserveras, réservera, réserverons, réserverez, réserveront)
-
mettre à part werkwoord
-
retenir werkwoord (retiens, retient, retenons, retenez, retiennent, retenais, retenait, retenions, reteniez, retenaient, retins, retint, retînmes, retîntes, retinrent, retiendrai, retiendras, retiendra, retiendrons, retiendrez, retiendront)
-
mettre de côté werkwoord
-
garder werkwoord (garde, gardes, gardons, gardez, gardent, gardais, gardait, gardions, gardiez, gardaient, gardai, gardas, garda, gardâmes, gardâtes, gardèrent, garderai, garderas, gardera, garderons, garderez, garderont)
-
poser de côté werkwoord
-
mettre à l'écart werkwoord
-
Conjugations for reserveren:
o.t.t.
- reserveer
- reserveert
- reserveert
- reserveren
- reserveren
- reserveren
o.v.t.
- reserveerde
- reserveerde
- reserveerde
- reserveerden
- reserveerden
- reserveerden
v.t.t.
- heb gereserveerd
- hebt gereserveerd
- heeft gereserveerd
- hebben gereserveerd
- hebben gereserveerd
- hebben gereserveerd
v.v.t.
- had gereserveerd
- had gereserveerd
- had gereserveerd
- hadden gereserveerd
- hadden gereserveerd
- hadden gereserveerd
o.t.t.t.
- zal reserveren
- zult reserveren
- zal reserveren
- zullen reserveren
- zullen reserveren
- zullen reserveren
o.v.t.t.
- zou reserveren
- zou reserveren
- zou reserveren
- zouden reserveren
- zouden reserveren
- zouden reserveren
en verder
- is gereserveerd
- zijn gereserveerd
diversen
- reserveer!
- reserveert!
- gereserveerd
- reserverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze