Nederlands

Uitgebreide vertaling voor niveau (Nederlands) in het Frans

niveau:

niveau [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het niveau (plan; laag; peil; stand)
    le niveau; la couche; le plan; le degré; la mesure; la norme; la gradation
    • niveau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • couche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [le ~] zelfstandig naamwoord
    • degré [le ~] zelfstandig naamwoord
    • mesure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • norme [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gradation [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. het niveau (peil; graad)
    le niveau; le degré; l'échelon; le grade; la gradation; l'ordre; le rang; le titre
    • niveau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • degré [le ~] zelfstandig naamwoord
    • échelon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • grade [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gradation [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ordre [le ~] zelfstandig naamwoord
    • rang [le ~] zelfstandig naamwoord
    • titre [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. het niveau (aanzien; achting)
    la réputation; la notoriété; la considération; la renommée; le prestige
  4. het niveau (dimensieniveau)
    le niveau; niveau de dimension

Vertaal Matrix voor niveau:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
considération aanzien; achting; niveau aanbidden; aanzien; achtbaarheid; achting; afwegen; afweging; beraad; bespiegeling; eerbied; eerbiedigen; eerbiediging; gepeins; hoogachting; inachtneming; meditatie; ontzag; ontzien; overdenking; overdenking met commentaar; overpeinzing; overwegen; overweging; prestige; respect; status; verering; verheerlijking; verheffen; waardering
couche laag; niveau; peil; plan; stand bedding; broeibak; eerste laag verf; filmpje; grondlaag; grondverf; huidje; kweekbed; laag; laagje; ligbed; luier; omhulling; rivierbedding; schaal; schelp; schilletje; sponde; velletje
degré graad; laag; niveau; peil; plan; stand fase; graad; gradatie; hiërarchie; mate; ontwikkelingsstadium; rang; rangorde; stadium; volgorde
gradation graad; laag; niveau; peil; plan; stand graad; gradatie; hiërarchie; mate; rang; rangorde; volgorde
grade graad; niveau; peil gelid; graad; hiërarchie; rang; rangorde; volgorde; wetenschappelijke graad
mesure laag; niveau; peil; plan; stand Metrics; afmeten; afmeting; dimensie; duimstok; formaat; graad; gradatie; grootte; maat; maateenheid; maatregel; maatstaf; maatstok; mate; omvang; schikking; toetssteen; voorziening
niveau dimensieniveau; graad; laag; niveau; peil; plan; stand echelon; etage; fase; geleding; graad; gradatie; hiërarchie; klasse; laag; mate; ontwikkelingsstadium; pijlhoogte; rang; rangorde; stadium; verdieping; volgorde; waterpas; woonlaag
norme laag; niveau; peil; plan; stand maatstaf; norm; standaard; toetssteen
notoriété aanzien; achting; niveau faam; naam; reputatie; roep; ruchtbaarheid
ordre graad; niveau; peil aaneenschakeling; aanwijzing; arrangement; betamelijkheid; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dwangbevel; fatsoen; fatsoenlijkheid; gebod; gelid; hiërarchie; indeling; instructie; keurigheid; klasse; maatschappelijke klasse; netheid; onberispelijkheid; opbouw; opdracht; opeenvolging; opgeruimdheid; opstelling; orde; ordelijkheid; ordening; order; organisatie; properheid; rang; rangorde; rangschikking; regelmaat; samenstelling; schikking; slag; smetteloosheid; specialisatie; specialisme; stand; structuur; systeem; taak; vakgebied; volgorde; voorschrift; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
plan laag; niveau; peil; plan; stand grondplan; kaart; landkaart; overzicht; plan; plattegrond; project; situatieschets; situatietekening; stadskaart; toewijzing; vlak
prestige aanzien; achting; niveau aanzien; achtbaarheid; faam; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; naam; prestige; reputatie; roep; status
rang graad; niveau; peil gelid; graad; gradatie; hiërarchie; klasse; maatschappelijke klasse; mate; orde; rang; rangorde; rij; rij manschappen; rijtje; slag; stand; volgorde; wetenschappelijke graad
renommée aanzien; achting; niveau befaamdheid; beroemdheid; naamsbekendheid; roem
réputation aanzien; achting; niveau bekendheid; eer; eergevoel; faam; naam; reputatie; reputaties; roep; trots
titre graad; niveau; peil aanduiding; aanhef; aanstellerij; basisbestanddeel; benaming; benoeming; bestanddeel; component; deel; element; fractie; goudgehalte; graad; hiërarchie; hoofd; ingrediënt; kop; kopzin; krantenkop; naam; onderdeel; opschrift; rang; rangorde; stuk; term; titel; toneel; vennootsaandeel; volgorde; waardigheidstitel; wetenschappelijke graad
échelon graad; niveau; peil echelon; geleding; gelid; hiërarchie; klimijzer; klimspoor; laag; rang; rangorde; sport; trede van een ladder; volgorde
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
couche laag
niveau de dimension dimensieniveau; niveau

Verwante woorden van "niveau":


Synoniemen voor "niveau":


Verwante definities voor "niveau":

  1. hoogte van vloeistof1
    • het niveau van het water in de rivier stijgt1
  2. kwaliteit of waarde1
    • het niveau van de toneelspelers daalt1

Wiktionary: niveau

niveau
noun
  1. de rang in een hiërarchie, stadium van ontwikkeling, enzovoort
niveau
noun
  1. Outil servant à vérifier la planéité d’une surface

Cross Translation:
FromToVia
niveau niveau level — distance relative to a given reference elevation
niveau plaine EbeneGeographie: lang ausgestreckte, flache, hügelfreie Landschaft unabhängig von ihrer Höhe über dem Meer
niveau niveau; étage EbeneBauwesen: Geschoss, Etage in einem Gebäude
niveau médiocre niveaulos — kein Niveau habend; keine geistige Höhe aufweisend

Verwante vertalingen van niveau