Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- samenkomen:
-
Wiktionary:
- samenkomen → se réunir, réunir
- samenkomen → rassembler, converger, amalgamer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor samenkomen (Nederlands) in het Frans
samenkomen:
-
samenkomen (bijeenkomen)
se réunir; se rencontrer; se rassembler-
se réunir werkwoord
-
se rencontrer werkwoord
-
se rassembler werkwoord
-
-
samenkomen (bij elkaar komen; verzamelen)
-
samenkomen (elkaar ontmoeten; afspreken; elkaar zien; treffen)
se rencontrer; se voir; réunir; joindre; se réunir-
se rencontrer werkwoord
-
se voir werkwoord
-
réunir werkwoord (réunis, réunit, réunissons, réunissez, réunissent, réunissais, réunissait, réunissions, réunissiez, réunissaient, réunîmes, réunîtes, réunirent, réunirai, réuniras, réunira, réunirons, réunirez, réuniront)
-
joindre werkwoord (joins, joint, joignons, joignez, joignent, joignais, joignait, joignions, joigniez, joignaient, joignis, joignit, joignîmes, joignîtes, joignirent, joindrai, joindras, joindra, joindrons, joindrez, joindront)
-
se réunir werkwoord
-
Conjugations for samenkomen:
o.t.t.
- kom samen
- komt samen
- komt samen
- komen samen
- komen samen
- komen samen
o.v.t.
- kwam samen
- kwam samen
- kwam samen
- kwamen samen
- kwamen samen
- kwamen samen
v.t.t.
- ben samengekomen
- bent samengekomen
- is samengekomen
- zijn samengekomen
- zijn samengekomen
- zijn samengekomen
v.v.t.
- was samengekomen
- was samengekomen
- was samengekomen
- waren samengekomen
- waren samengekomen
- waren samengekomen
o.t.t.t.
- zal samenkomen
- zult samenkomen
- zal samenkomen
- zullen samenkomen
- zullen samenkomen
- zullen samenkomen
o.v.t.t.
- zou samenkomen
- zou samenkomen
- zou samenkomen
- zouden samenkomen
- zouden samenkomen
- zouden samenkomen
diversen
- kom samen!
- komt samen!
- samengekomen
- samenkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
samenkomen
Vertaal Matrix voor samenkomen:
Wiktionary: samenkomen
samenkomen
Cross Translation:
verb
samenkomen
-
bij elkaar verzamelen
- samenkomen → se réunir
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• samenkomen | → rassembler | ↔ assemble — to gather as a group |
• samenkomen | → converger | ↔ converge — to approach each other |
• samenkomen | → amalgamer | ↔ merge — Be combined into a whole |
Computer vertaling door derden: