Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. schipper:
  2. schipperen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schipper (Nederlands) in het Frans

schipper:

schipper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schipper (kapitein; scheepskapitein)
    le capitaine de vaisseau; le marinier; le commandant

Vertaal Matrix voor schipper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capitaine de vaisseau kapitein; scheepskapitein; schipper
commandant kapitein; scheepskapitein; schipper aanvoerder; baas; beheerser; bevelhebber; commandant; directeur; gebieder; generaal; gezagvoerder; hoofd; hoofdman; kapitein; legeraanvoerder; leider; majoor; meester; overste; scheepsgezagvoerder; scheepskapitein; veldheer; vlootschipper
marinier kapitein; scheepskapitein; schipper commandant; gezagvoerder

Verwante woorden van "schipper":


schipperen:

schipperen werkwoord (schipper, schippert, schipperde, schipperden, geschipperd)

  1. schipperen (laveren)
    naviguer; transiger; biaiser; louvoyer
    • naviguer werkwoord (navigue, navigues, naviguons, naviguez, )
    • transiger werkwoord
    • biaiser werkwoord (biaise, biaises, biaisons, biaisez, )
    • louvoyer werkwoord (louvoie, louvoies, louvoyons, louvoyez, )

Conjugations for schipperen:

o.t.t.
  1. schipper
  2. schippert
  3. schippert
  4. schipperen
  5. schipperen
  6. schipperen
o.v.t.
  1. schipperde
  2. schipperde
  3. schipperde
  4. schipperden
  5. schipperden
  6. schipperden
v.t.t.
  1. heb geschipperd
  2. hebt geschipperd
  3. heeft geschipperd
  4. hebben geschipperd
  5. hebben geschipperd
  6. hebben geschipperd
v.v.t.
  1. had geschipperd
  2. had geschipperd
  3. had geschipperd
  4. hadden geschipperd
  5. hadden geschipperd
  6. hadden geschipperd
o.t.t.t.
  1. zal schipperen
  2. zult schipperen
  3. zal schipperen
  4. zullen schipperen
  5. zullen schipperen
  6. zullen schipperen
o.v.t.t.
  1. zou schipperen
  2. zou schipperen
  3. zou schipperen
  4. zouden schipperen
  5. zouden schipperen
  6. zouden schipperen
en verder
  1. ben geschipperd
  2. bent geschipperd
  3. is geschipperd
  4. zijn geschipperd
  5. zijn geschipperd
  6. zijn geschipperd
diversen
  1. schipper!
  2. schippert!
  3. geschipperd
  4. schipperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schipperen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
biaiser laveren; schipperen
louvoyer laveren; schipperen kruisen; laveren; opkruisen; oplaveren; tegen de wind in varen
naviguer laveren; schipperen bevaren; gaan varen; navigeren; varen
transiger laveren; schipperen

Verwante woorden van "schipperen":


Wiktionary: schipperen