Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. sidderend:
  2. sidderen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sidderend (Nederlands) in het Frans

sidderend:

sidderend bijvoeglijk naamwoord

  1. sidderend (huiverend)
    tremblant; frémissant; frissonnant

Vertaal Matrix voor sidderend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frissonnant huiverend; sidderend rillerig
frémissant huiverend; sidderend bevend; bibberend; rillend; suizend; trillend; vibrerend
tremblant huiverend; sidderend bevend; bibberend; rillend; trillend; vibrerend

sidderen:

sidderen werkwoord (sidder, siddert, sidderde, sidderden, gesidderd)

  1. sidderen (beven)
    trembler; trembloter; frémir; frissonner
    • trembler werkwoord (tremble, trembles, tremblons, tremblez, )
    • trembloter werkwoord (tremblote, tremblotes, tremblotons, tremblotez, )
    • frémir werkwoord (frémis, frémit, frémissons, frémissez, )
    • frissonner werkwoord (frissonne, frissonnes, frissonnons, frissonnez, )

Conjugations for sidderen:

o.t.t.
  1. sidder
  2. siddert
  3. siddert
  4. sidderen
  5. sidderen
  6. sidderen
o.v.t.
  1. sidderde
  2. sidderde
  3. sidderde
  4. sidderden
  5. sidderden
  6. sidderden
v.t.t.
  1. heb gesidderd
  2. hebt gesidderd
  3. heeft gesidderd
  4. hebben gesidderd
  5. hebben gesidderd
  6. hebben gesidderd
v.v.t.
  1. had gesidderd
  2. had gesidderd
  3. had gesidderd
  4. hadden gesidderd
  5. hadden gesidderd
  6. hadden gesidderd
o.t.t.t.
  1. zal sidderen
  2. zult sidderen
  3. zal sidderen
  4. zullen sidderen
  5. zullen sidderen
  6. zullen sidderen
o.v.t.t.
  1. zou sidderen
  2. zou sidderen
  3. zou sidderen
  4. zouden sidderen
  5. zouden sidderen
  6. zouden sidderen
en verder
  1. ben gesidderd
  2. bent gesidderd
  3. is gesidderd
  4. zijn gesidderd
  5. zijn gesidderd
  6. zijn gesidderd
diversen
  1. sidder!
  2. siddert!
  3. gesidderd
  4. sidderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sidderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frissonner beven; sidderen beven; bibberen; griezelen; gruwen; huiveren; rillen; trillen; vibreren
frémir beven; sidderen beven; bibberen; griezelen; gruwelen; gruwen; huiveren; kloppen; knisperen; lillen; rillen; ritselen; trillen; vibreren
trembler beven; sidderen beven; bibberen; kloppen; lillen; popelen; rillen; trillen; vibreren
trembloter beven; sidderen beven; bibberen; flakkeren; flikkeren; rillen; trillen; vibreren; vlammen

Wiktionary: sidderen


Cross Translation:
FromToVia
sidderen frémir; trembler; frissonner stew — to be in a state of elevated anxiety
sidderen trembler zittern — kleine, unkontrollierte, wiederholte Hin- und Herbewegungen ausführen