Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gedistilleerd in het Nederlands

gedistilleerd:

gedistilleerd bijvoeglijk naamwoord

  1. gedistilleerd
    gedistilleerd; gebrand; gestookt

gedistilleerd [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gedistilleerd
    de drank; de alcohol; de spiritualiën; de opkikkertjes; sterke drank; het gedistilleerd; de alcoholica

gedistilleerd vorm van distilleren:

distilleren werkwoord (distilleer, distilleert, distilleerde, distilleerden, gedistilleerd)

  1. distilleren
    distilleren; stoken
    • distilleren werkwoord (distilleer, distilleert, distilleerde, distilleerden, gedistilleerd)
    • stoken werkwoord (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)

Conjugations for distilleren:

o.t.t.
  1. distilleer
  2. distilleert
  3. distilleert
  4. distilleren
  5. distilleren
  6. distilleren
o.v.t.
  1. distilleerde
  2. distilleerde
  3. distilleerde
  4. distilleerden
  5. distilleerden
  6. distilleerden
v.t.t.
  1. heb gedistilleerd
  2. hebt gedistilleerd
  3. heeft gedistilleerd
  4. hebben gedistilleerd
  5. hebben gedistilleerd
  6. hebben gedistilleerd
v.v.t.
  1. had gedistilleerd
  2. had gedistilleerd
  3. had gedistilleerd
  4. hadden gedistilleerd
  5. hadden gedistilleerd
  6. hadden gedistilleerd
o.t.t.t.
  1. zal distilleren
  2. zult distilleren
  3. zal distilleren
  4. zullen distilleren
  5. zullen distilleren
  6. zullen distilleren
o.v.t.t.
  1. zou distilleren
  2. zou distilleren
  3. zou distilleren
  4. zouden distilleren
  5. zouden distilleren
  6. zouden distilleren
en verder
  1. is gedistilleerd
  2. zijn gedistilleerd
diversen
  1. distilleer!
  2. distilleert!
  3. gedistilleerd
  4. distillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

distilleren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. distilleren
    distilleren; aftrekken