Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. heilig:
  2. heiligen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor heilig in het Nederlands

heilig:

heilig bijvoeglijk naamwoord

  1. heilig
    heilig; gewijd
  2. heilig
    heilig; verheerlijkt; glorierijk; zalig
  3. heilig
    – met (voor gelovigen) een speciale betekenis 1
    heilig
    – met (voor gelovigen) een speciale betekenis 1
    • heilig bijvoeglijk naamwoord
      • in India is de koe een heilig dier1
  4. heilig
    – wie door god is uitgekozen 1
    heilig
    – wie door god is uitgekozen 1
    • heilig bijvoeglijk naamwoord
      • de heilige maagd Maria was de moeder van Jezus1

Verwante woorden van "heilig":


Verwante definities voor "heilig":

  1. met (voor gelovigen) een speciale betekenis1
    • in India is de koe een heilig dier1
  2. wie door god is uitgekozen1
    • de heilige maagd Maria was de moeder van Jezus1

heilig vorm van heiligen:

heiligen werkwoord (heilig, heiligt, heiligde, heiligden, geheiligd)

  1. heiligen
    wijden; zegenen; inzegenen; heiligen; inwijden
    • wijden werkwoord (wijd, wijdt, wijdde, wijdden, gewijd)
    • zegenen werkwoord (zegen, zegent, zegende, zegenden, gezegend)
    • inzegenen werkwoord (zegen in, zegent in, zegende in, zegenden in, ingezegend)
    • heiligen werkwoord (heilig, heiligt, heiligde, heiligden, geheiligd)
    • inwijden werkwoord (wijd in, wijdt in, wijdde in, wijdden in, ingewijd)

Conjugations for heiligen:

o.t.t.
  1. heilig
  2. heiligt
  3. heiligt
  4. heiligen
  5. heiligen
  6. heiligen
o.v.t.
  1. heiligde
  2. heiligde
  3. heiligde
  4. heiligden
  5. heiligden
  6. heiligden
v.t.t.
  1. heb geheiligd
  2. hebt geheiligd
  3. heeft geheiligd
  4. hebben geheiligd
  5. hebben geheiligd
  6. hebben geheiligd
v.v.t.
  1. had geheiligd
  2. had geheiligd
  3. had geheiligd
  4. hadden geheiligd
  5. hadden geheiligd
  6. hadden geheiligd
o.t.t.t.
  1. zal heiligen
  2. zult heiligen
  3. zal heiligen
  4. zullen heiligen
  5. zullen heiligen
  6. zullen heiligen
o.v.t.t.
  1. zou heiligen
  2. zou heiligen
  3. zou heiligen
  4. zouden heiligen
  5. zouden heiligen
  6. zouden heiligen
en verder
  1. ben geheiligd
  2. bent geheiligd
  3. is geheiligd
  4. zijn geheiligd
  5. zijn geheiligd
  6. zijn geheiligd
diversen
  1. heilig!
  2. heiligt!
  3. geheiligd
  4. heiligend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze