Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. kist:
  2. kisten:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kist in het Nederlands

kist:

kist

  1. kist

kist [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kist
    het krat; de kist
    • krat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kist [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kist
    – rechthoekige houten doos 1
    de kist
    – rechthoekige houten doos 1
    • kist [de ~] zelfstandig naamwoord
      • we hebben een kist perziken gekocht1

Verwante woorden van "kist":

  • kistten

Verwante definities voor "kist":

  1. rechthoekige houten doos1
    • we hebben een kist perziken gekocht1

kist vorm van kisten:

kisten werkwoord (kist, kistte, kistten, gekist)

  1. kisten
    kisten
    • kisten werkwoord (kist, kistte, kistten, gekist)

Conjugations for kisten:

o.t.t.
  1. kist
  2. kist
  3. kist
  4. kisten
  5. kisten
  6. kisten
o.v.t.
  1. kistte
  2. kistte
  3. kistte
  4. kistten
  5. kistten
  6. kistten
v.t.t.
  1. heb gekist
  2. hebt gekist
  3. heeft gekist
  4. hebben gekist
  5. hebben gekist
  6. hebben gekist
v.v.t.
  1. had gekist
  2. had gekist
  3. had gekist
  4. hadden gekist
  5. hadden gekist
  6. hadden gekist
o.t.t.t.
  1. zal kisten
  2. zult kisten
  3. zal kisten
  4. zullen kisten
  5. zullen kisten
  6. zullen kisten
o.v.t.t.
  1. zou kisten
  2. zou kisten
  3. zou kisten
  4. zouden kisten
  5. zouden kisten
  6. zouden kisten
en verder
  1. is gekist
diversen
  1. kist!
  2. kist!
  3. gekist
  4. kistend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze