Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kracht in het Nederlands

kracht:

kracht [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kracht
    het vermogen; de kracht; de macht
    • vermogen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kracht
    momentum; de esprit; de energie; de daadkracht; de werklust; de kracht; de puf; de aandrift; de fut
    • momentum [znw.] zelfstandig naamwoord
    • esprit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • daadkracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • werklust [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • puf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • aandrift [de ~] zelfstandig naamwoord
    • fut [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. de kracht
    de sterkte; de kracht
    • sterkte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. de kracht
    de sterkte; de dynamiek; de kracht; de energie; fiksheid; de felheid
    • sterkte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dynamiek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fiksheid [znw.] zelfstandig naamwoord
    • felheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. de kracht
    de intensiteit; de hevigheid; de kracht; de heftigheid; de felheid
  6. de kracht
    het vermogen; de capaciteit; de kracht
    • vermogen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • capaciteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord

kracht [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kracht
    – de werking of de invloed 1
    de kracht
    – de werking of de invloed 1
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
      • hij gebruikt altijd krachtige taal1
  2. de kracht
    – hoe sterk het is 1
    de kracht
    – hoe sterk het is 1
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
      • ik heb veel kracht in mijn armen1
  3. de kracht
    – werknemer 1
    de kracht
    – werknemer 1
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
      • zij is een goede kracht voor dit bedrijf1

kracht

  1. kracht

Verwante woorden van "kracht":


Verwante definities voor "kracht":

  1. de werking of de invloed1
    • hij gebruikt altijd krachtige taal1
  2. hoe sterk het is1
    • ik heb veel kracht in mijn armen1
  3. werknemer1
    • zij is een goede kracht voor dit bedrijf1

Verwante synoniemen voor kracht