Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor opgeruimdheid in het Nederlands

opgeruimdheid:

opgeruimdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de opgeruimdheid
    de netheid; de ordelijkheid; de onberispelijkheid; de opgeruimdheid; smetteloosheid; de properheid; de keurigheid

Verwante woorden van "opgeruimdheid":


opgeruimdheid vorm van opgeruimd:

opgeruimd bijvoeglijk naamwoord

  1. opgeruimd
    blijmoedig; vrolijk; levendig; opgetogen; zonnig; lustig; opgewekt; uitgelaten; fideel; jolig; monter; dartel; kwiek; welgemoed; wakker; fleurig; blijgeestig; blij; opgeruimd; geestig; kleurig
  2. opgeruimd
    opgeruimd; ordelijk gemaakt
  3. opgeruimd
    ordelijk; gerangschikt; opgeruimd
  4. opgeruimd
    netjes; ordelijk; opgeruimd; schoon

Verwante woorden van "opgeruimd":