Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor pakkend in het Nederlands
pakkend:
-
pakkend
boeiend; aangrijpend; pakkend-
boeiend bijvoeglijk naamwoord
-
aangrijpend bijvoeglijk naamwoord
-
pakkend bijvoeglijk naamwoord
-
-
pakkend
spannend; adembenemend; boeiend; sensationeel; opwindend; pakkend; meeslepend; zinderend-
spannend bijvoeglijk naamwoord
-
adembenemend bijvoeglijk naamwoord
-
boeiend bijvoeglijk naamwoord
-
sensationeel bijvoeglijk naamwoord
-
opwindend bijvoeglijk naamwoord
-
pakkend bijvoeglijk naamwoord
-
meeslepend bijvoeglijk naamwoord
-
zinderend bijvoeglijk naamwoord
-
pakken:
Conjugations for pakken:
o.t.t.
- pak
- pakt
- pakt
- pakken
- pakken
- pakken
o.v.t.
- pakte
- pakte
- pakte
- pakten
- pakten
- pakten
v.t.t.
- heb gepakt
- hebt gepakt
- heeft gepakt
- hebben gepakt
- hebben gepakt
- hebben gepakt
v.v.t.
- had gepakt
- had gepakt
- had gepakt
- hadden gepakt
- hadden gepakt
- hadden gepakt
o.t.t.t.
- zal pakken
- zult pakken
- zal pakken
- zullen pakken
- zullen pakken
- zullen pakken
o.v.t.t.
- zou pakken
- zou pakken
- zou pakken
- zouden pakken
- zouden pakken
- zouden pakken
en verder
- ben gepakt
- bent gepakt
- is gepakt
- zijn gepakt
- zijn gepakt
- zijn gepakt
diversen
- pak!
- pakt!
- gepakt
- pakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze