Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor teer in het Nederlands
teer:
-
de teer
-
teer
-
teer
delicaat; kwetsbaar; teder; frèle; teer; tenger; fijngevoelig; fijn; broos; fragiel; iel; zwak; breekbaar-
delicaat bijvoeglijk naamwoord
-
kwetsbaar bijvoeglijk naamwoord
-
teder bijvoeglijk naamwoord
-
frèle bijvoeglijk naamwoord
-
teer bijvoeglijk naamwoord
-
tenger bijvoeglijk naamwoord
-
fijngevoelig bijvoeglijk naamwoord
-
fijn bijvoeglijk naamwoord
-
broos bijvoeglijk naamwoord
-
fragiel bijvoeglijk naamwoord
-
iel bijvoeglijk naamwoord
-
zwak bijvoeglijk naamwoord
-
breekbaar bijvoeglijk naamwoord
-
-
teer
-
teer
– breekbaar, snel stuk of ziek 1
-
de teer
– waar je moeilijk over kunt praten omdat het gevoelig ligt 1
Verwante woorden van "teer":
Alternatieve synoniemen voor "teer":
Antoniemen van "teer":
Verwante definities voor "teer":
teer vorm van teren:
-
teren
Conjugations for teren:
o.t.t.
- teer
- teert
- teert
- teren
- teren
- teren
o.v.t.
- teerde
- teerde
- teerde
- teerden
- teerden
- teerden
v.t.t.
- heb geteerd
- hebt geteerd
- heeft geteerd
- hebben geteerd
- hebben geteerd
- hebben geteerd
v.v.t.
- had geteerd
- had geteerd
- had geteerd
- hadden geteerd
- hadden geteerd
- hadden geteerd
o.t.t.t.
- zal teren
- zult teren
- zal teren
- zullen teren
- zullen teren
- zullen teren
o.v.t.t.
- zou teren
- zou teren
- zou teren
- zouden teren
- zouden teren
- zouden teren
en verder
- ben geteerd
- bent geteerd
- is geteerd
- zijn geteerd
- zijn geteerd
- zijn geteerd
diversen
- teer!
- teert!
- geteerd
- terend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
teren
-
teren