Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor teerheid in het Nederlands

teerheid:

teerheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de teerheid
    de zwakheid; de broosheid; de teerheid
    • zwakheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • broosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • teerheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. de teerheid
    de teerheid; de zwakheid
    • teerheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zwakheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "teerheid":


teer:

teer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de teer
    de teer; de pek
    • teer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

teer bijvoeglijk naamwoord

  1. teer
    kwetsbaar; zwak; breekbaar; fragiel; broos; teer
  2. teer
    delicaat; kwetsbaar; teder; frèle; teer; tenger; fijngevoelig; fijn; broos; fragiel; iel; zwak; breekbaar
  3. teer
    kwetsbaar; teer
  4. teer
    – breekbaar, snel stuk of ziek 1
    zwak; teer
    – breekbaar, snel stuk of ziek 1
    • zwak bijvoeglijk naamwoord
      • zij heeft een zwakke gezondheid1
    • teer bijvoeglijk naamwoord
      • zij heeft een tere gezondheid1

teer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de teer
    – waar je moeilijk over kunt praten omdat het gevoelig ligt 1
    de teer
    – waar je moeilijk over kunt praten omdat het gevoelig ligt 1
    • teer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • dat is een teer onderwerp1

Verwante woorden van "teer":


Alternatieve synoniemen voor "teer":


Antoniemen van "teer":


Verwante definities voor "teer":

  1. breekbaar, snel stuk of ziek1
    • zij heeft een tere gezondheid1
  2. waar je moeilijk over kunt praten omdat het gevoelig ligt1
    • dat is een teer onderwerp1