Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aanhef:
  2. aanheffen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanhef (Nederlands) in het Zweeds

aanhef:

aanhef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aanhef (titel; hoofd)
    inledning; början av brevet; inledning av ett brev

Vertaal Matrix voor aanhef:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
början av brevet aanhef; hoofd; titel
inledning aanhef; hoofd; titel beginne; invoering
inledning av ett brev aanhef; hoofd; titel

aanheffen:

aanheffen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanheffen (inzetten)
    börja
    • börja [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aanheffen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
börja aanheffen; inzetten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
börja aanbreken; aanvangen; beginnen; beginnen met werk; beginnen te werken; een begin nemen; intreden; inzetten; op gang komen; starten; van start gaan