Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. allitereren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor allitereren (Nederlands) in het Zweeds

allitereren:

allitereren werkwoord (allitereer, allitereert, allitereerde, allitereerden, geallitereerd)

  1. allitereren
    allitterera
    • allitterera werkwoord (allittererar, allittererade, allittererat)

Conjugations for allitereren:

o.t.t.
  1. allitereer
  2. allitereert
  3. allitereert
  4. allitereren
  5. allitereren
  6. allitereren
o.v.t.
  1. allitereerde
  2. allitereerde
  3. allitereerde
  4. allitereerden
  5. allitereerden
  6. allitereerden
v.t.t.
  1. heb geallitereerd
  2. hebt geallitereerd
  3. heeft geallitereerd
  4. hebben geallitereerd
  5. hebben geallitereerd
  6. hebben geallitereerd
v.v.t.
  1. had geallitereerd
  2. had geallitereerd
  3. had geallitereerd
  4. hadden geallitereerd
  5. hadden geallitereerd
  6. hadden geallitereerd
o.t.t.t.
  1. zal allitereren
  2. zult allitereren
  3. zal allitereren
  4. zullen allitereren
  5. zullen allitereren
  6. zullen allitereren
o.v.t.t.
  1. zou allitereren
  2. zou allitereren
  3. zou allitereren
  4. zouden allitereren
  5. zouden allitereren
  6. zouden allitereren
diversen
  1. allitereer!
  2. allitereert!
  3. geallitereerd
  4. allitererende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

allitereren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. allitereren
    alliteration

Vertaal Matrix voor allitereren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alliteration allitereren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allitterera allitereren