Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. beconcurreren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beconcurreren (Nederlands) in het Zweeds

beconcurreren:

beconcurreren werkwoord (beconcurreer, beconcurreert, beconcurreerde, beconcurreerden, beconcurreerd)

  1. beconcurreren (concurreren; wedijveren)
    konkurrera med; tävla med
    • konkurrera med werkwoord (konkurrerar med, konkurrerade med, konkurrerat med)
    • tävla med werkwoord (tävlar med, tävlade med, tävlat med)

Conjugations for beconcurreren:

o.t.t.
  1. beconcurreer
  2. beconcurreert
  3. beconcurreert
  4. beconcurreren
  5. beconcurreren
  6. beconcurreren
o.v.t.
  1. beconcurreerde
  2. beconcurreerde
  3. beconcurreerde
  4. beconcurreerden
  5. beconcurreerden
  6. beconcurreerden
v.t.t.
  1. ben beconcurreerd
  2. bent beconcurreerd
  3. is beconcurreerd
  4. zijn beconcurreerd
  5. zijn beconcurreerd
  6. zijn beconcurreerd
v.v.t.
  1. was beconcurreerd
  2. was beconcurreerd
  3. was beconcurreerd
  4. waren beconcurreerd
  5. waren beconcurreerd
  6. waren beconcurreerd
o.t.t.t.
  1. zal beconcurreren
  2. zult beconcurreren
  3. zal beconcurreren
  4. zullen beconcurreren
  5. zullen beconcurreren
  6. zullen beconcurreren
o.v.t.t.
  1. zou beconcurreren
  2. zou beconcurreren
  3. zou beconcurreren
  4. zouden beconcurreren
  5. zouden beconcurreren
  6. zouden beconcurreren
diversen
  1. beconcurreer!
  2. beconcurreert!
  3. beconcurreerd
  4. beconcurrerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beconcurreren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
konkurrera med beconcurreren; concurreren; wedijveren
tävla med beconcurreren; concurreren; wedijveren