Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. beconcurreren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beconcurreren (Nederlands) in het Spaans

beconcurreren:

beconcurreren werkwoord (beconcurreer, beconcurreert, beconcurreerde, beconcurreerden, beconcurreerd)

  1. beconcurreren (concurreren; wedijveren)

Conjugations for beconcurreren:

o.t.t.
  1. beconcurreer
  2. beconcurreert
  3. beconcurreert
  4. beconcurreren
  5. beconcurreren
  6. beconcurreren
o.v.t.
  1. beconcurreerde
  2. beconcurreerde
  3. beconcurreerde
  4. beconcurreerden
  5. beconcurreerden
  6. beconcurreerden
v.t.t.
  1. ben beconcurreerd
  2. bent beconcurreerd
  3. is beconcurreerd
  4. zijn beconcurreerd
  5. zijn beconcurreerd
  6. zijn beconcurreerd
v.v.t.
  1. was beconcurreerd
  2. was beconcurreerd
  3. was beconcurreerd
  4. waren beconcurreerd
  5. waren beconcurreerd
  6. waren beconcurreerd
o.t.t.t.
  1. zal beconcurreren
  2. zult beconcurreren
  3. zal beconcurreren
  4. zullen beconcurreren
  5. zullen beconcurreren
  6. zullen beconcurreren
o.v.t.t.
  1. zou beconcurreren
  2. zou beconcurreren
  3. zou beconcurreren
  4. zouden beconcurreren
  5. zouden beconcurreren
  6. zouden beconcurreren
diversen
  1. beconcurreer!
  2. beconcurreert!
  3. beconcurreerd
  4. beconcurrerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beconcurreren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
competir strijden; vechten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
competir beconcurreren; concurreren; wedijveren
hacer competencia a beconcurreren; concurreren; wedijveren