Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bekostigen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bekostigen (Nederlands) in het Zweeds

bekostigen:

bekostigen werkwoord (bekostig, bekostigt, bekostigde, bekostigden, bekostigd)

  1. bekostigen
    betala; bära kostnaden för
    • betala werkwoord (betalar, betalade, betalat)
    • bära kostnaden för werkwoord (bär kostnaden för, bar kostnaden för, burit kostnaden för)

Conjugations for bekostigen:

o.t.t.
  1. bekostig
  2. bekostigt
  3. bekostigt
  4. bekostigen
  5. bekostigen
  6. bekostigen
o.v.t.
  1. bekostigde
  2. bekostigde
  3. bekostigde
  4. bekostigden
  5. bekostigden
  6. bekostigden
v.t.t.
  1. heb bekostigd
  2. hebt bekostigd
  3. heeft bekostigd
  4. hebben bekostigd
  5. hebben bekostigd
  6. hebben bekostigd
v.v.t.
  1. had bekostigd
  2. had bekostigd
  3. had bekostigd
  4. hadden bekostigd
  5. hadden bekostigd
  6. hadden bekostigd
o.t.t.t.
  1. zal bekostigen
  2. zult bekostigen
  3. zal bekostigen
  4. zullen bekostigen
  5. zullen bekostigen
  6. zullen bekostigen
o.v.t.t.
  1. zou bekostigen
  2. zou bekostigen
  3. zou bekostigen
  4. zouden bekostigen
  5. zouden bekostigen
  6. zouden bekostigen
diversen
  1. bekostig!
  2. bekostigt!
  3. bekostigd
  4. bekostigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bekostigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betala bekostigen afrekenen; bekopen; besteden; betalen; dokken; lonen; spenderen; uitgeven; voldoen; zich kwijten
bära kostnaden för bekostigen