Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. blinderen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor blinderen (Nederlands) in het Zweeds

blinderen:

blinderen werkwoord (blindeer, blindeert, blindeerde, blindeerden, geblindeerd)

  1. blinderen (afdekken)
    bepansra; armera
    • bepansra werkwoord (bepansrar, bepansrade, bepansrat)
    • armera werkwoord (armerar, armerade, armerat)

Conjugations for blinderen:

o.t.t.
  1. blindeer
  2. blindeert
  3. blindeert
  4. blinderen
  5. blinderen
  6. blinderen
o.v.t.
  1. blindeerde
  2. blindeerde
  3. blindeerde
  4. blindeerden
  5. blindeerden
  6. blindeerden
v.t.t.
  1. heb geblindeerd
  2. hebt geblindeerd
  3. heeft geblindeerd
  4. hebben geblindeerd
  5. hebben geblindeerd
  6. hebben geblindeerd
v.v.t.
  1. had geblindeerd
  2. had geblindeerd
  3. had geblindeerd
  4. hadden geblindeerd
  5. hadden geblindeerd
  6. hadden geblindeerd
o.t.t.t.
  1. zal blinderen
  2. zult blinderen
  3. zal blinderen
  4. zullen blinderen
  5. zullen blinderen
  6. zullen blinderen
o.v.t.t.
  1. zou blinderen
  2. zou blinderen
  3. zou blinderen
  4. zouden blinderen
  5. zouden blinderen
  6. zouden blinderen
diversen
  1. blindeer!
  2. blindeert!
  3. geblindeerd
  4. blinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor blinderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
armera afdekken; blinderen
bepansra afdekken; blinderen