Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. blinderen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor blinderen (Nederlands) in het Duits

blinderen:

blinderen werkwoord (blindeer, blindeert, blindeerde, blindeerden, geblindeerd)

  1. blinderen (afdekken)
    abdecken; abblenden; abschirmen
    • abdecken werkwoord (decke ab, deckst ab, deckt ab, deckte ab, decktet ab, abgedeckt)
    • abblenden werkwoord (blende ab, blendest ab, blendet ab, blendete ab, blendetet ab, abgeblendet)
    • abschirmen werkwoord (schirme ab, schirmst ab, schirmt ab, schirmte ab, schirmtet ab, abgeschirmt)

Conjugations for blinderen:

o.t.t.
  1. blindeer
  2. blindeert
  3. blindeert
  4. blinderen
  5. blinderen
  6. blinderen
o.v.t.
  1. blindeerde
  2. blindeerde
  3. blindeerde
  4. blindeerden
  5. blindeerden
  6. blindeerden
v.t.t.
  1. heb geblindeerd
  2. hebt geblindeerd
  3. heeft geblindeerd
  4. hebben geblindeerd
  5. hebben geblindeerd
  6. hebben geblindeerd
v.v.t.
  1. had geblindeerd
  2. had geblindeerd
  3. had geblindeerd
  4. hadden geblindeerd
  5. hadden geblindeerd
  6. hadden geblindeerd
o.t.t.t.
  1. zal blinderen
  2. zult blinderen
  3. zal blinderen
  4. zullen blinderen
  5. zullen blinderen
  6. zullen blinderen
o.v.t.t.
  1. zou blinderen
  2. zou blinderen
  3. zou blinderen
  4. zouden blinderen
  5. zouden blinderen
  6. zouden blinderen
diversen
  1. blindeer!
  2. blindeert!
  3. geblindeerd
  4. blinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor blinderen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abdecken indekken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abblenden afdekken; blinderen afdekken; afruimen; dimmen; opruimen
abdecken afdekken; blinderen afdekken; afhalen; afruimen; afschermen; afschutten; afstropen; bergen; beschermen; beschutten; indekken; opruimen; overdekken; stropen; uitbenen; villen
abschirmen afdekken; blinderen achterhouden; afdekken; afgrendelen; afruimen; afschermen; afschutten; behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; beveiligen; in bescherming nemen; opruimen; van alarm voorzien; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verstoppen; wegstoppen