Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bouwheer:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bouwheer (Nederlands) in het Zweeds

bouwheer:

bouwheer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bouwheer
    grundläggare

Vertaal Matrix voor bouwheer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grundläggare bouwheer grondlegger; grondvester; oprichter; oprichtster; stamvader; stichter

Verwante woorden van "bouwheer":

  • bouwheren