Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. brui:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor brui (Nederlands) in het Zweeds

brui:

brui bijvoeglijk naamwoord

  1. brui
    ge upp
    • ge upp bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor brui:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ge upp capituleren; de brui geven aan; ermee uitscheiden; erop achteruitgaan; geld inleveren; opgeven; ophouden; overgeven; staken; stoppen; strijd opgeven; toegeven; uitleveren; uitscheiden; zich over geven; zich overgeven
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ge upp brui

Verwante woorden van "brui":

  • bruist, bruiste

Verwante vertalingen van brui