Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. dufheid:
  2. duf:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dufheid (Nederlands) in het Zweeds

dufheid:

dufheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de dufheid
    unkenhet

Vertaal Matrix voor dufheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
unkenhet dufheid

Verwante woorden van "dufheid":


duf:

duf bijvoeglijk naamwoord

  1. duf (suf)
    unken; unket; förlegat

Vertaal Matrix voor duf:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förlegat duf; suf achterlijk; oubollig
unken duf; suf muf; onfris
unket duf; suf muf; onfris

Verwante woorden van "duf":


Wiktionary: duf

duf
adjective
  1. saai, doods