Frisheid in het Zweeds vertaald uit het Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

frisheid:
- kyla; nyskapande; originaltitet
fris:
- sval; fräscht; svalt; luftigt; fräsch; frisk; kallt; friskt; kylig; kyligt
Wiktionary:
- fris → frusen, kall, sval, frisk, färsk

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor frisheid (Nederlands) in het Zweeds

de frisheid (koelte; koelheid)
kyla
- kyla [-en] zelfstandig naamwoord
de frisheid (nieuwheid; originaliteit)
nyskapande; originaltitet
- nyskapande zelfstandig naamwoord
- originaltitet zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kyla	frisheid; kilte; koelheid; koelte	afstandelijkheid; gereserveerdheid; kilheid; kilte; koelheid; koelte; koudheid; koutje; ongezelligheid; verkoudheid
nyskapande	frisheid; nieuwheid; originaliteit	herschepping
originaltitet	frisheid; nieuwheid; originaliteit
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kyla		verkleumen
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
nyskapande		innoverend; vernieuwend

fris (koel; luchtig)
sval; fräscht; svalt; luftigt; fräsch
- sval bijvoeglijk naamwoord
- fräscht bijvoeglijk naamwoord
- svalt bijvoeglijk naamwoord
- luftigt bijvoeglijk naamwoord
- fräsch bijvoeglijk naamwoord
fris (koel; frisjes)
frisk; kallt; friskt
- frisk bijvoeglijk naamwoord
- kallt bijvoeglijk naamwoord
- friskt bijvoeglijk naamwoord
fris (koel)
friskt; kylig; kyligt
- friskt bijvoeglijk naamwoord
- kylig bijvoeglijk naamwoord
- kyligt bijvoeglijk naamwoord

Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	vers
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
frisk	fris; frisjes; koel	knappend
friskt	fris; frisjes; koel	blakend; fit; getraind; gezond; knappend
fräsch	fris; koel; luchtig
fräscht	fris; koel; luchtig	onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
kallt	fris; frisjes; koel	bitterkoud; gemoedereerd; guur; hard; hardvochtig; ijskoud; ijzig; kil; koud; kouwelijk; laag van temperatuur; onaandoenlijk; onbarmhartig; ongenadig; steenkoud
kylig	fris; koel	doodgemoedereerd; doodkalm
kyligt	fris; koel	afstandelijk; doodgemoedereerd; doodkalm; gemoedereerd; guur; hard; hardvochtig; kil; knappend; koel; koeltjes; koud; kouwelijk; onbarmhartig; ongenadig
luftigt	fris; koel; luchtig
sval	fris; koel; luchtig	gemoedereerd
svalt	fris; koel; luchtig	doodgemoedereerd; doodkalm

Cross Translation:

From	To	Via
• fris	→ frusen; kall	↔ cold — having a low temperature
• fris	→ sval	↔ cool — having a slightly low temperature
• fris	→ frisk	↔ fresh — refreshing or cool
• fris	→ färsk	↔ frisch — neu, gerade eben erst, kürzlich