Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gebarsten (Nederlands) in het Zweeds

gebarsten:

gebarsten bijvoeglijk naamwoord

  1. gebarsten (beschadigd; kapot; stuk)
    skadad; trasigt; bruten; skadat; brutet

Vertaal Matrix voor gebarsten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skadad geestelijk geraakte; gekwetste; gewonde
trasigt feil; fout; incorrectheid; onjuistheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bruten beschadigd; gebarsten; kapot; stuk aan scherven; gebroken; geknikt; kapot; stuk; verbroken
brutet beschadigd; gebarsten; kapot; stuk gebroken; geknikt; verbroken
skadad beschadigd; gebarsten; kapot; stuk gekwetst; gewond
skadat beschadigd; gebarsten; kapot; stuk aan flarden; aangeslagen; gehavend; gewond
trasigt beschadigd; gebarsten; kapot; stuk aan flarden; aan stukken; buiten gebruik; defect; gebroken; geruineerd; kapot; naar de knoppen; onklaar; stuk; stukgebroken; verbroken

gebarsten vorm van barsten:

barsten werkwoord (barst, barstte, barstten, gebarsten)

  1. barsten (kunnen stikken)
    dra åt helvete; dra dit pepparn växer
    • dra åt helvete werkwoord (drar åt helvete, drog åt helvete, dragit åt helvete)
    • dra dit pepparn växer werkwoord (drar dit pepparn växer, drog dit pepparn växer, dragit dit pepparn växer)
  2. barsten (openspringen; losspringen)
    flyga upp; springa öppen
    • flyga upp werkwoord (flyger upp, flög upp, flögit upp)
    • springa öppen werkwoord (springer öppen, sprang öppen, sprungit öppen)

Conjugations for barsten:

o.t.t.
  1. barst
  2. barst
  3. barst
  4. barsten
  5. barsten
  6. barsten
o.v.t.
  1. barstte
  2. barstte
  3. barstte
  4. barstten
  5. barstten
  6. barstten
v.t.t.
  1. ben gebarsten
  2. bent gebarsten
  3. is gebarsten
  4. zijn gebarsten
  5. zijn gebarsten
  6. zijn gebarsten
v.v.t.
  1. was gebarsten
  2. was gebarsten
  3. was gebarsten
  4. waren gebarsten
  5. waren gebarsten
  6. waren gebarsten
o.t.t.t.
  1. zal barsten
  2. zult barsten
  3. zal barsten
  4. zullen barsten
  5. zullen barsten
  6. zullen barsten
o.v.t.t.
  1. zou barsten
  2. zou barsten
  3. zou barsten
  4. zouden barsten
  5. zouden barsten
  6. zouden barsten
diversen
  1. barst!
  2. barst!
  3. gebarsten
  4. barstende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

barsten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de barsten (scheuren; sprongen)
    klyftor; sprickor
  2. de barsten (krakken)
    brister; sprickor

Vertaal Matrix voor barsten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brister barsten; krakken geldtekorten; tekorten; tekortsaldi
klyftor barsten; scheuren; sprongen
sprickor barsten; krakken; scheuren; sprongen klappen; knallen; smakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dra dit pepparn växer barsten; kunnen stikken
dra åt helvete barsten; kunnen stikken opflikkeren; oprotten
flyga upp barsten; losspringen; openspringen blozen; gloeien; kleuren; opstuiven; opvliegen; opwaarts vliegen; rood worden
springa öppen barsten; losspringen; openspringen

Verwante woorden van "barsten":


Wiktionary: barsten


Cross Translation:
FromToVia
barsten brisera; spricka; brista burst — to break from internal pressure
barsten förgås; spricka crever — Mourir