Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- geforceerd:
- forceren:
-
Wiktionary:
- forceren → tränga sig in, framtvingas
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor geforceerd (Nederlands) in het Zweeds
geforceerd:
-
geforceerd (onvrijwillig; verplicht; gedwongen)
förpliktat; tvunget; tvungen; ofrivilligt; tvångsmässig; tvångsmässigt-
förpliktat bijvoeglijk naamwoord
-
tvunget bijvoeglijk naamwoord
-
tvungen bijvoeglijk naamwoord
-
ofrivilligt bijvoeglijk naamwoord
-
tvångsmässig bijvoeglijk naamwoord
-
tvångsmässigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
geforceerd (gemaakte gevoelens; gedwongen; gemaakt; onnatuurlijk)
artificiellt; ansträngd; ansträngt; artificiell; onaturligt; forceratd; framtvingad; framtvingat-
artificiellt bijvoeglijk naamwoord
-
ansträngd bijvoeglijk naamwoord
-
ansträngt bijvoeglijk naamwoord
-
artificiell bijvoeglijk naamwoord
-
onaturligt bijvoeglijk naamwoord
-
forceratd bijvoeglijk naamwoord
-
framtvingad bijvoeglijk naamwoord
-
framtvingat bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor geforceerd:
Verwante woorden van "geforceerd":
geforceerd vorm van forceren:
-
forceren (dwingen)
-
forceren (afdwingen; dwingen)
-
forceren (overbelasten)
-
forceren (verbreken; beëindigen; afbreken; ontbinden; opheffen; stukmaken; verbrijzelen)
Conjugations for forceren:
o.t.t.
- forceer
- forceert
- forceert
- forceren
- forceren
- forceren
o.v.t.
- forceerde
- forceerde
- forceerde
- forceerden
- forceerden
- forceerden
v.t.t.
- heb geforceerd
- hebt geforceerd
- heeft geforceerd
- hebben geforceerd
- hebben geforceerd
- hebben geforceerd
v.v.t.
- had geforceerd
- had geforceerd
- had geforceerd
- hadden geforceerd
- hadden geforceerd
- hadden geforceerd
o.t.t.t.
- zal forceren
- zult forceren
- zal forceren
- zullen forceren
- zullen forceren
- zullen forceren
o.v.t.t.
- zou forceren
- zou forceren
- zou forceren
- zouden forceren
- zouden forceren
- zouden forceren
en verder
- ben geforceerd
- bent geforceerd
- is geforceerd
- zijn geforceerd
- zijn geforceerd
- zijn geforceerd
diversen
- forceer!
- forceert!
- geforceerd
- forcerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
forceren (opdringen)
Vertaal Matrix voor forceren:
Wiktionary: forceren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• forceren | → tränga sig in; framtvingas | ↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens |
Computer vertaling door derden: