Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hulpjes:
  2. hulpje:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hulpjes (Nederlands) in het Zweeds

hulpjes:

hulpjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de hulpjes (loopjongens)
    bud; åkare; bärare; stadsbud; postiljoner
    • bud [-ett] zelfstandig naamwoord
    • åkare [-en] zelfstandig naamwoord
    • bärare [-en] zelfstandig naamwoord
    • stadsbud [-ett] zelfstandig naamwoord
    • postiljoner zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hulpjes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bud hulpjes; loopjongens bod; boodschapper; ijlbode; koerier; renbode; toonder; vrachtvaarder
bärare hulpjes; loopjongens bagagedrager; brenger; draagstel; drager; kruier; sjouwer; toonder; vrachtvaarder
postiljoner hulpjes; loopjongens
stadsbud hulpjes; loopjongens
åkare hulpjes; loopjongens

Verwante woorden van "hulpjes":


hulpje:

hulpje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het hulpje (knecht)
    hjälp; medhjälpare; assistent

Vertaal Matrix voor hulpje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assistent hulpje; knecht adjunct; assistent; assistente; helper; hulp; secondant
hjälp hulpje; knecht assistentie; behoeftigheid; bijstand; dienstbetoon; handreiking; help; hulp; hulpbehoevendheid; hulpbetoon; hulpverlening; medewerking; ondersteuning; online-Help; steun; support
medhjälpare hulpje; knecht assistent; handlangster; helper; hulp; medeplichtige; medeverantwoordelijke; secondant
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
hjälp stimulans
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assistent adjunct; loco-
hjälp help

Verwante woorden van "hulpje":