Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ineensluitend:
  2. ineensluiten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ineensluitend (Nederlands) in het Zweeds

ineensluitend:

ineensluitend bijvoeglijk naamwoord

  1. ineensluitend
    ligga inbäddad

Vertaal Matrix voor ineensluitend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ligga inbäddad ineensluitend

ineensluiten:

ineensluiten werkwoord (sluit ineen, sloot ineen, sloten ineen, ineengesloten)

  1. ineensluiten
    ansluta
    • ansluta werkwoord (anslutar, anslutade, anslutat)

Conjugations for ineensluiten:

o.t.t.
  1. sluit ineen
  2. sluit ineen
  3. sluit ineen
  4. sluiten ineen
  5. sluiten ineen
  6. sluiten ineen
o.v.t.
  1. sloot ineen
  2. sloot ineen
  3. sloot ineen
  4. sloten ineen
  5. sloten ineen
  6. sloten ineen
v.t.t.
  1. heb ineengesloten
  2. hebt ineengesloten
  3. heeft ineengesloten
  4. hebben ineengesloten
  5. hebben ineengesloten
  6. hebben ineengesloten
v.v.t.
  1. had ineengesloten
  2. had ineengesloten
  3. had ineengesloten
  4. hadden ineengesloten
  5. hadden ineengesloten
  6. hadden ineengesloten
o.t.t.t.
  1. zal ineensluiten
  2. zult ineensluiten
  3. zal ineensluiten
  4. zullen ineensluiten
  5. zullen ineensluiten
  6. zullen ineensluiten
o.v.t.t.
  1. zou ineensluiten
  2. zou ineensluiten
  3. zou ineensluiten
  4. zouden ineensluiten
  5. zouden ineensluiten
  6. zouden ineensluiten
en verder
  1. is ineengesloten
diversen
  1. sluit ineen!
  2. sluit ineen!
  3. ineengesloten
  4. ineensluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ineensluiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ansluta ineensluiten aanhaken; aankoppelen; aansluiten; bijvoegen; deelnemen; vasthaken; vastkoppelen; verbinden; verbinding maken