Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kielen:
  2. kiel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kielen (Nederlands) in het Zweeds

kielen:

kielen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kielen (loshangende korte overkleden; hessen)
    skjorta; särk; överdragsskjorta; lång arbetsblus

Vertaal Matrix voor kielen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lång arbetsblus hessen; kielen; loshangende korte overkleden
skjorta hessen; kielen; loshangende korte overkleden hemd; overhemd; shirt
särk hessen; kielen; loshangende korte overkleden
överdragsskjorta hessen; kielen; loshangende korte overkleden

Verwante woorden van "kielen":


kiel:

kiel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kiel (loshangend kort overkleed; hes)
    jacka; blus
    • jacka [-en] zelfstandig naamwoord
    • blus [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kiel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blus hes; kiel; loshangend kort overkleed bloes; blouse; hemd; shirt
jacka hes; kiel; loshangend kort overkleed colbert; halflange herenjas; jack; jak; jasje; jassen; mantel; overjas

Verwante woorden van "kiel":


Wiktionary: kiel


Cross Translation:
FromToVia
kiel köl keel — beam along the underside of a ship’s hull
kiel köl keel — rigid flat piece of material giving a ship greater control and stability
kiel köl KielNautik: unterster Längsbalken entlang der Mittellinie eines Schiffes; auch flossenähnlicher Aufbau an der Unterseite von Wasserfahrzeugen
kiel köl quille — partie fixe et immergée de la coque