Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. misrekenen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor misrekenen (Nederlands) in het Zweeds

misrekenen:

misrekenen werkwoord (misreken, misrekent, misrekende, misrekenden, misrekend)

  1. misrekenen (vergissen; het mis hebben; feilen)
    ha fel; missta sig; ta fel
    • ha fel werkwoord (har fel, hade fel, haft fel)
    • missta sig werkwoord (misstar sig, misstog sig, misstagit sig)
    • ta fel werkwoord (tar fel, tog fel, tagit fel)
  2. misrekenen (een rekenfout maken; verrekenen)
    felräkna; felberäkna
    • felräkna werkwoord (felräknar, felräknade, felräknat)
    • felberäkna werkwoord (felberäknar, felberäknade, felberäknat)

Conjugations for misrekenen:

o.t.t.
  1. misreken
  2. misrekent
  3. misrekent
  4. misrekenen
  5. misrekenen
  6. misrekenen
o.v.t.
  1. misrekende
  2. misrekende
  3. misrekende
  4. misrekenden
  5. misrekenden
  6. misrekenden
v.t.t.
  1. heb misrekend
  2. hebt misrekend
  3. heeft misrekend
  4. hebben misrekend
  5. hebben misrekend
  6. hebben misrekend
v.v.t.
  1. had misrekend
  2. had misrekend
  3. had misrekend
  4. hadden misrekend
  5. hadden misrekend
  6. hadden misrekend
o.t.t.t.
  1. zal misrekenen
  2. zult misrekenen
  3. zal misrekenen
  4. zullen misrekenen
  5. zullen misrekenen
  6. zullen misrekenen
o.v.t.t.
  1. zou misrekenen
  2. zou misrekenen
  3. zou misrekenen
  4. zouden misrekenen
  5. zouden misrekenen
  6. zouden misrekenen
diversen
  1. misreken!
  2. misrekent!
  3. misrekend
  4. misrekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor misrekenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
felberäkna een rekenfout maken; misrekenen; verrekenen
felräkna een rekenfout maken; misrekenen; verrekenen
ha fel feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen
missta sig feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen
ta fel feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen

Verwante vertalingen van misrekenen