Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. prikkend:
  2. prikken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor prikkend (Nederlands) in het Zweeds

prikkend:

prikkend bijvoeglijk naamwoord

  1. prikkend
    smärtsam; smärtsamt

Vertaal Matrix voor prikkend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smärtsam prikkend smartelijk; verdrietig makend
smärtsamt prikkend smartelijk; verdrietig makend

prikken:

prikken werkwoord (prik, prikt, prikte, prikten, geprikt)

  1. prikken (steken geven; steken)
    stinga; sticka
    • stinga werkwoord (stinger, stack, stungit)
    • sticka werkwoord (sticker, stack, stuckit)

Conjugations for prikken:

o.t.t.
  1. prik
  2. prikt
  3. prikt
  4. prikken
  5. prikken
  6. prikken
o.v.t.
  1. prikte
  2. prikte
  3. prikte
  4. prikten
  5. prikten
  6. prikten
v.t.t.
  1. heb geprikt
  2. hebt geprikt
  3. heeft geprikt
  4. hebben geprikt
  5. hebben geprikt
  6. hebben geprikt
v.v.t.
  1. had geprikt
  2. had geprikt
  3. had geprikt
  4. hadden geprikt
  5. hadden geprikt
  6. hadden geprikt
o.t.t.t.
  1. zal prikken
  2. zult prikken
  3. zal prikken
  4. zullen prikken
  5. zullen prikken
  6. zullen prikken
o.v.t.t.
  1. zou prikken
  2. zou prikken
  3. zou prikken
  4. zouden prikken
  5. zouden prikken
  6. zouden prikken
diversen
  1. prik!
  2. prikt!
  3. geprikt
  4. prikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor prikken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sticka prikken; steken; steken geven aftroeven; breien; doorprikken; een por geven; klitten; openprikken; opkrassen; overtroeven; porren; prikken in; samenplakken; stoten; voorsnijden
stinga prikken; steken; steken geven

Verwante woorden van "prikken":


Wiktionary: prikken


Cross Translation:
FromToVia
prikken sticka piquer — Traductions à trier suivant le sens