Nederlands
Uitgebreide vertaling voor scheuten (Nederlands) in het Zweeds
scheuten:
-
de scheuten (pijnscheuten)
plötsliga smärtor; smärtstick-
plötsliga smärtor zelfstandig naamwoord
-
smärtstick zelfstandig naamwoord
-
-
de scheuten (stekken; spruiten; schoten)
-
de scheuten (nieuwe twijgen; knoppen; uitlopers)
Vertaal Matrix voor scheuten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klippningar | scheuten; schoten; spruiten; stekken | doorsneden; doorsnedes; doorsnijdingen; snoei |
kvistar | knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers | |
plötsliga smärtor | pijnscheuten; scheuten | |
smärtstick | pijnscheuten; scheuten | |
smågrenar | knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers | |
urklipp | scheuten; schoten; spruiten; stekken | jonge plant; knipsel; knipsels; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; uitknipsel |
Verwante woorden van "scheuten":
scheut:
-
de scheut (stekje; spruit; loot)
-
de scheut (plantestekje; spruit; jonge plant; schoot; stek)
Vertaal Matrix voor scheut:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
skott | loot; scheut; spruit; stekje | afknallen; dwarsschot; spruitjes |
stickling | jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje | |
urklipp | jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek | knipsel; knipsels; scheuten; schoten; spruiten; stekken; uitknipsel |