Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. spruitjes:
  2. spruit:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spruitjes (Nederlands) in het Zweeds

spruitjes:

spruitjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de spruitjes
    groddar; skott
    • groddar zelfstandig naamwoord
    • skott [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spruitjes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
groddar spruitjes
skott spruitjes afknallen; dwarsschot; loot; scheut; spruit; stekje

Verwante woorden van "spruitjes":


spruit:

spruit [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de spruit (stekje; scheut; loot)
    skott; stickling
    • skott [-ett] zelfstandig naamwoord
    • stickling [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de spruit (plantestekje; scheut; jonge plant; schoot; stek)
    urklipp; stickling

Vertaal Matrix voor spruit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skott loot; scheut; spruit; stekje afknallen; dwarsschot; spruitjes
stickling jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje
urklipp jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek knipsel; knipsels; scheuten; schoten; spruiten; stekken; uitknipsel

Verwante woorden van "spruit":


Wiktionary: spruit


Cross Translation:
FromToVia
spruit avkomma; frukt; livsfrukt fruit — figuratively: child of a marriage
spruit skott sprout — new growth on a plant