Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. trompetten:
  2. trompet:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trompetten (Nederlands) in het Zweeds

trompetten:

trompetten werkwoord (trompet, trompette, trompetten, getrompet)

  1. trompetten
    spela trumpet
    • spela trumpet werkwoord (spelar trumpet, spelade trumpet, spelat trumpet)

Conjugations for trompetten:

o.t.t.
  1. trompet
  2. trompet
  3. trompet
  4. trompetten
  5. trompetten
  6. trompetten
o.v.t.
  1. trompette
  2. trompette
  3. trompette
  4. trompetten
  5. trompetten
  6. trompetten
v.t.t.
  1. heb getrompet
  2. hebt getrompet
  3. heeft getrompet
  4. hebben getrompet
  5. hebben getrompet
  6. hebben getrompet
v.v.t.
  1. had getrompet
  2. had getrompet
  3. had getrompet
  4. hadden getrompet
  5. hadden getrompet
  6. hadden getrompet
o.t.t.t.
  1. zal trompetten
  2. zult trompetten
  3. zal trompetten
  4. zullen trompetten
  5. zullen trompetten
  6. zullen trompetten
o.v.t.t.
  1. zou trompetten
  2. zou trompetten
  3. zou trompetten
  4. zouden trompetten
  5. zouden trompetten
  6. zouden trompetten
en verder
  1. ben getrompet
  2. bent getrompet
  3. is getrompet
  4. zijn getrompet
  5. zijn getrompet
  6. zijn getrompet
diversen
  1. trompet!
  2. trompett!
  3. getrompet
  4. trompettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor trompetten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spela trumpet trompetten

Verwante woorden van "trompetten":


trompetten vorm van trompet:

trompet [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de trompet (bazuin; piston; klaroen; blaasinstrument; toeter)
    trumpet
    • trumpet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trompet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trumpet bazuin; blaasinstrument; klaroen; piston; toeter; trompet

Verwante woorden van "trompet":


Wiktionary: trompet


Cross Translation:
FromToVia
trompet trumpet trumpet — brass instrument
trompet trumpet trompette — Celui qui sonner de la trompette.