Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. zwagers:
  2. zwager:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zwagers (Nederlands) in het Zweeds

zwagers:

zwagers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zwagers (schoonbroers; schoonbroeders)
    svåger
    • svåger [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zwagers:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
svåger schoonbroeders; schoonbroers; zwagers schoonbroeder; schoonbroer; zwager

Verwante woorden van "zwagers":


zwagers vorm van zwager:

zwager [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de zwager (schoonbroer; schoonbroeder)
    svåger
    • svåger [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zwager:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
svåger schoonbroeder; schoonbroer; zwager schoonbroeders; schoonbroers; zwagers

Verwante woorden van "zwager":


Wiktionary: zwager

zwager
noun
  1. familie|nld de echtgenoot van een zus of de broer van een echtgenote

Cross Translation:
FromToVia
zwager svåger brother-in-law — one's husband's brother
zwager svåger brother-in-law — one's wife's brother
zwager svåger brother-in-law — one's sister's husband

Computer vertaling door derden: