Zweeds
Uitgebreide vertaling voor alldaglig (Zweeds) in het Nederlands
alldaglig:
-
alldaglig (alldagligt; vanligt)
alledaagse-
alledaagse bijvoeglijk naamwoord
-
-
alldaglig (grått; trivial; alldagligt; vanlig; vanligt; ordinärt; trivialt)
ordinair; alledaags; gewoon; niets bijzonders; eenvoudig-
ordinair bijvoeglijk naamwoord
-
alledaags bijvoeglijk naamwoord
-
gewoon bijvoeglijk naamwoord
-
niets bijzonders bijvoeglijk naamwoord
-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor alldaglig:
| Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| alledaags | alldaglig; alldagligt; grått; ordinärt; trivial; trivialt; vanlig; vanligt | |
| eenvoudig | alldaglig; alldagligt; grått; ordinärt; trivial; trivialt; vanlig; vanligt | anspråkslös; anspråkslöst; enkel avkommande; enkelt avkommande; flärdfri; flärdfritt; lätt; orörd utav; orört utav; spartanskt |
| gewoon | alldaglig; alldagligt; grått; ordinärt; trivial; trivialt; vanlig; vanligt | allmän; allmänt; gängse; normalt; regelrätt; typiskt; van vid; vanlig; vanligt |
| ordinair | alldaglig; alldagligt; grått; ordinärt; trivial; trivialt; vanlig; vanligt | billig; billigt; vulgärt |
| Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| alledaagse | alldaglig; alldagligt; vanligt | |
| niets bijzonders | alldaglig; alldagligt; grått; ordinärt; trivial; trivialt; vanlig; vanligt |