Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. klädsel:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor klädsel (Zweeds) in het Nederlands

klädsel:

klädsel [-en] zelfstandig naamwoord

  1. klädsel (dräkt; garderob; kläder; beklädnad)
    de jurk; het gewaad; de robe
    • jurk [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gewaad [het ~] zelfstandig naamwoord
    • robe [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. klädsel
    aankleden; aandoen; aantrekken; het kleden
  3. klädsel (möbelstoppning; stoppning; hemtextil; )
    de bekleding; de stoffering; stoffeerderij

Vertaal Matrix voor klädsel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandoen klädsel
aankleden klädsel
aantrekken klädsel charm; drag; inviterande; ryckning; tag
bekleding gardintyg; hemtextil; klädsel; möbelstoppning; möbeltyg; stoppade möbler; stoppning
gewaad beklädnad; dräkt; garderob; kläder; klädsel kläder; klädslar; utstyrslar
jurk beklädnad; dräkt; garderob; kläder; klädsel
kleden klädsel
robe beklädnad; dräkt; garderob; kläder; klädsel aftonklänning; rättegångs kläder
stoffeerderij gardintyg; hemtextil; klädsel; möbelstoppning; möbeltyg; stoppade möbler; stoppning
stoffering gardintyg; hemtextil; klädsel; möbelstoppning; möbeltyg; stoppade möbler; stoppning
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandoen anstifta; förorsaka; göra illa; klä sig; koppla in; koppla på; orsaka; slå på; tända på; utlösa
aankleden dekorera; klä sig; pryda; smycka; utsmycka
aantrekken anställa; dra till; hyra; klä sig; rekrytera
kleden klä sig; smycka

Synoniemen voor "klädsel":


Wiktionary: klädsel


Cross Translation:
FromToVia
klädsel kledij; kleding dress — apparel
klädsel kledij; kleding wear — clothing
klädsel kleding Kleidung — Gesamtheit der Kleider [2]

Verwante vertalingen van klädsel