Zweeds

Uitgebreide synoniemen voor svag in het Zweeds

svag:

svag bijvoeglijk naamwoord

  1. svag
    svag; vekt; svagt
    • svag bijvoeglijk naamwoord
    • vekt bijvoeglijk naamwoord
    • svagt bijvoeglijk naamwoord
  2. svag
    blekt; blek; svag; svagt
    • blekt bijvoeglijk naamwoord
    • blek bijvoeglijk naamwoord
    • svag bijvoeglijk naamwoord
    • svagt bijvoeglijk naamwoord
  3. svag
    en liten bit; svag
  4. svag
    svag; skum; svagt; skumt
    • svag bijvoeglijk naamwoord
    • skum bijvoeglijk naamwoord
    • svagt bijvoeglijk naamwoord
    • skumt bijvoeglijk naamwoord
  5. svag
    dimmigt; svag; oklar; svagt; vagt; oklart; obestämd; otydligt; obestämt
  6. svag
    svag; svagt; maktlös; hjälplöst; maktlöst
  7. svag
    litet; lite; svag
    • litet bijvoeglijk naamwoord
    • lite bijvoeglijk naamwoord
    • svag bijvoeglijk naamwoord
  8. svag
    blekt; black; svagt; svag; blackt
    • blekt bijvoeglijk naamwoord
    • black bijvoeglijk naamwoord
    • svagt bijvoeglijk naamwoord
    • svag bijvoeglijk naamwoord
    • blackt bijvoeglijk naamwoord
  9. svag
    svag; svagt; ynklig; klent; skral; skralt; skröpligt; ynkligt

Alternatieve synoniemen voor "svag":


Verwante synoniemen voor svag