Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Nepp:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Nepp (Duits) in het Engels

Nepp:

Nepp [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Nepp (Schwindelei; Betrügerei; Betrug; )
    the fraud; the swindling; the cheating; the mess
    • fraud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • swindling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cheating [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mess [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Nepp:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cheating Bauernfängerei; Betrug; Betrügerei; Fälschung; Nepp; Pfuscherei; Pfuschwerk; Schiebung; Schwindel; Schwindelei Betrug; Gaukelei; Hintergehung; Irreführung; Lüge; Schummelei; Schwindel; Schwindelei; Täuschung; Unterschlagung; Unwahrkeit; Veruntreuung
fraud Bauernfängerei; Betrug; Betrügerei; Fälschung; Nepp; Pfuscherei; Pfuschwerk; Schiebung; Schwindel; Schwindelei Bauernfängerei; Betrug; Betrüger; Betrügerei; Fälschung; Gaukelei; Hehlerei; Hintergehung; Irreführung; Schiebung; Schwindel; Schwindelei; Schwindler; Täuschung; Unterschlagung; Verdunkelung; Veruntreuung
mess Bauernfängerei; Betrug; Betrügerei; Fälschung; Nepp; Pfuscherei; Pfuschwerk; Schiebung; Schwindel; Schwindelei Anhäufung; Aufhäufung; Chaos; Durcheinander; Geschmier; Geschmiere; Gesudel; Getue; Gewirr; Kram; Krempel; Mühe; Pfuscherei; Plunder; Rommel; Rummel; Sammelsurium; Sauerei; Sauwirtschaft; Schererei; Scherereien; Schmiererei; Schutthaufen; Schweinerei; Sudelei; Trara; Trümmerhaufen; Umstände; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr; viel Mühe
swindling Bauernfängerei; Betrug; Betrügerei; Fälschung; Nepp; Pfuscherei; Pfuschwerk; Schiebung; Schwindel; Schwindelei Betrug; Betrugerei; Hintergehung; Irreführung; Schwindel; Schwindelei; Täuschung; Unterschlagung; Veruntreuung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mess abtropfen; auslecken; beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; durchsickern; fummeln; herauströpfeln; kleckern; laufen; manschen; panschen; pfuschen; schmieren; schweinigeln; sickern; stümpern; triefen; tropfen; tröpfeln; verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschmutzen; verschwenden; vertun; verunreinigen

Synoniemen voor "Nepp":


Wiktionary: Nepp

Nepp
noun
  1. das Kassieren oder Verlangen eines hohen Preises für eine minderwertige Ware oder eine geringwertige Dienstleistung