Engels

Uitgebreide synoniemen voor silliness in het Engels

silliness:

silliness [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the silliness
    the joyfulness; the high jinks; the lunacy; the joy; the merriment; the pleasure; the hilarity; the silliness; the fun; the folly; the madness; the mirth; the nonsense; the joking
    • joyfulness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • high jinks [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lunacy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • merriment [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pleasure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hilarity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • silliness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fun [the ~] zelfstandig naamwoord
    • folly [the ~] zelfstandig naamwoord
    • madness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mirth [the ~] zelfstandig naamwoord
    • nonsense [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joking [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the silliness
    the naïvete; the foolishness; the inanity; the silliness
  3. the silliness
    the nonsense; the folly; the banter; the idiocy; the silliness
    • nonsense [the ~] zelfstandig naamwoord
    • folly [the ~] zelfstandig naamwoord
    • banter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • idiocy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • silliness [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the silliness
    – an impulsive scatterbrained manner 1
    the giddiness; the silliness
    – an impulsive scatterbrained manner 1
  5. the silliness
    – a ludicrous folly 1
    the absurdity; the silliness; the fatuity; the fatuousness
    – a ludicrous folly 1
    • absurdity [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the crowd laughed at the absurdity of the clown's behavior1
    • silliness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fatuity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fatuousness [the ~] zelfstandig naamwoord

silliness

  1. silliness
  2. silliness

Verwante woorden van "silliness":


Alternatieve synoniemen voor "silliness":


Verwante definities voor "silliness":

  1. an impulsive scatterbrained manner1
  2. a ludicrous folly1

silly:

silly bijvoeglijk naamwoord

  1. silly
    crazy; insane; ridiculous; daft; stupid; foolish; silly; mad; odd; idiotic; funny
    • crazy bijvoeglijk naamwoord
    • insane bijvoeglijk naamwoord
    • ridiculous bijvoeglijk naamwoord
    • daft bijvoeglijk naamwoord
    • stupid bijvoeglijk naamwoord
    • foolish bijvoeglijk naamwoord
    • silly bijvoeglijk naamwoord
    • mad bijvoeglijk naamwoord
    • odd bijvoeglijk naamwoord
    • idiotic bijvoeglijk naamwoord
    • funny bijvoeglijk naamwoord
  2. silly
    idiot; foolish; silly; daft; potty
    • idiot bijvoeglijk naamwoord
    • foolish bijvoeglijk naamwoord
    • silly bijvoeglijk naamwoord
    • daft bijvoeglijk naamwoord
    • potty bijvoeglijk naamwoord
  3. silly
    weird; ridiculous; muzzy; foolish; odd; silly; insane; mixed up; daft; crazy; funny; idiotic; stupid; mad
    • weird bijvoeglijk naamwoord
    • ridiculous bijvoeglijk naamwoord
    • muzzy bijvoeglijk naamwoord
    • foolish bijvoeglijk naamwoord
    • odd bijvoeglijk naamwoord
    • silly bijvoeglijk naamwoord
    • insane bijvoeglijk naamwoord
    • mixed up bijvoeglijk naamwoord
    • daft bijvoeglijk naamwoord
    • crazy bijvoeglijk naamwoord
    • funny bijvoeglijk naamwoord
    • idiotic bijvoeglijk naamwoord
    • stupid bijvoeglijk naamwoord
    • mad bijvoeglijk naamwoord
  4. silly
    loony; potty; crazy; foolish; stark raving mad; stark staring mad; silly; stupid; nuts; stark mad
  5. silly
    feeble; tasteless; dull; corny; bland; vapid; without style; silly
  6. silly
    – dazed from or as if from repeated blows 1
    silly; punch-drunk; slaphappy
    – dazed from or as if from repeated blows 1
    • silly bijvoeglijk naamwoord
      • knocked silly by the impact1
    • punch-drunk bijvoeglijk naamwoord
    • slaphappy bijvoeglijk naamwoord
      • slaphappy with exhaustion1
  7. silly
    – inspiring scornful pity 1
    pathetic; silly; ridiculous
    – inspiring scornful pity 1
    • pathetic bijvoeglijk naamwoord
    • silly bijvoeglijk naamwoord
      • how silly an ardent and unsuccessful wooer can be especially if he is getting on in years1
    • ridiculous bijvoeglijk naamwoord
  8. silly
    – lacking seriousness; given to frivolity 1
    silly; dizzy; light-headed; giddy; empty-headed; featherbrained; lightheaded; airheaded
    – lacking seriousness; given to frivolity 1
  9. silly
    – ludicrous, foolish 1
    silly; zany; whacky; cockamamie; sappy; cockamamy; wacky; goofy
    – ludicrous, foolish 1
    • silly bijvoeglijk naamwoord
      • a silly idea1
    • zany bijvoeglijk naamwoord
    • whacky bijvoeglijk naamwoord
    • cockamamie bijvoeglijk naamwoord
      • gave me a cockamamie reason for not going1
    • sappy bijvoeglijk naamwoord
    • cockamamy bijvoeglijk naamwoord
    • wacky bijvoeglijk naamwoord
      • some wacky plan for selling more books1
    • goofy bijvoeglijk naamwoord
      • wore a goofy hat1

silly [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the silly
    – a word used for misbehaving children 1
    the silly
    – a word used for misbehaving children 1
    • silly [the ~] zelfstandig naamwoord
      • don't be a silly1

Verwante woorden van "silly":


Alternatieve synoniemen voor "silly":


Verwante definities voor "silly":

  1. dazed from or as if from repeated blows1
    • knocked silly by the impact1
  2. inspiring scornful pity1
    • how silly an ardent and unsuccessful wooer can be especially if he is getting on in years1
  3. lacking seriousness; given to frivolity1
    • silly giggles1
  4. ludicrous, foolish1
    • a silly idea1
  5. a word used for misbehaving children1
    • don't be a silly1