Engels

Uitgebreide vertaling voor acquire (Engels) in het Nederlands

acquire:

to acquire werkwoord (acquires, acquired, acquiring)

  1. to acquire (purchase; buy; obtain)
    kopen
    – het krijgen in ruil voor geld 1
    • kopen werkwoord (koop, koopt, kocht, kochten, gekocht)
      • ik koop een nieuwe jas1
    verkrijgen; verwerven; aanschaffen; aankopen
    • verkrijgen werkwoord (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • verwerven werkwoord (verwerf, verwerft, verwierf, verwierven, verworven)
    • aanschaffen werkwoord (schaf aan, schaft aan, schafte aan, schaften aan, aangeschaft)
    • aankopen werkwoord (koop aan, koopt aan, kocht aan, kochten aan, aangekocht)
  2. to acquire (obtain; gain; procure; come by)
    verkrijgen; verwerven
    • verkrijgen werkwoord (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • verwerven werkwoord (verwerf, verwerft, verwierf, verwierven, verworven)
  3. to acquire (learn; study; pick up; get the hang of)
    leren; verwerven; opsteken; aanleren; oppikken; eigen maken
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • verwerven werkwoord (verwerf, verwerft, verwierf, verwierven, verworven)
    • opsteken werkwoord (steek op, steekt op, stak op, staken op, opgestoken)
    • aanleren werkwoord (leer aan, leert aan, leerde aan, leerden aan, aangeleerd)
    • oppikken werkwoord (pik op, pikt op, pikte op, pikten op, opgepikt)
    • eigen maken werkwoord
  4. to acquire (obtain)
    acquireren; verkrijgen; aanschaffen
    • acquireren werkwoord
    • verkrijgen werkwoord (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • aanschaffen werkwoord (schaf aan, schaft aan, schafte aan, schaften aan, aangeschaft)
  5. to acquire (seize upon; obtain; seize)
    bemachtigen
    • bemachtigen werkwoord (bemachtig, bemachtigt, bemachtigde, bemachtigden, bemachtigd)

Conjugations for acquire:

present
  1. acquire
  2. acquire
  3. acquires
  4. acquire
  5. acquire
  6. acquire
simple past
  1. acquired
  2. acquired
  3. acquired
  4. acquired
  5. acquired
  6. acquired
present perfect
  1. have acquired
  2. have acquired
  3. has acquired
  4. have acquired
  5. have acquired
  6. have acquired
past continuous
  1. was acquiring
  2. were acquiring
  3. was acquiring
  4. were acquiring
  5. were acquiring
  6. were acquiring
future
  1. shall acquire
  2. will acquire
  3. will acquire
  4. shall acquire
  5. will acquire
  6. will acquire
continuous present
  1. am acquiring
  2. are acquiring
  3. is acquiring
  4. are acquiring
  5. are acquiring
  6. are acquiring
subjunctive
  1. be acquired
  2. be acquired
  3. be acquired
  4. be acquired
  5. be acquired
  6. be acquired
diverse
  1. acquire!
  2. let's acquire!
  3. acquired
  4. acquiring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor acquire:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanleren acquiring; learning
kopen acquiring; acquisition; buy; buying; obtaining; procurance; purchase; purchasing
leren learning; studying
opsteken holding up; putting up
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankopen acquire; buy; obtain; purchase
aanleren acquire; get the hang of; learn; pick up; study
aanschaffen acquire; buy; obtain; purchase procure
acquireren acquire; obtain
bemachtigen acquire; obtain; seize; seize upon
eigen maken acquire; get the hang of; learn; pick up; study get hold of something; lay one's hands on; secure; seize; take possession of
kopen acquire; buy; obtain; purchase get hold of something; lay one's hands on; secure; seize; take possession of
leren acquire; get the hang of; learn; pick up; study absorb; aquire; collect; educate; familiarise; familiarize; gain; get used to; learn; master; practice; practise; qualify; receive; study; studying; teach; train
oppikken acquire; get the hang of; learn; pick up; study absorb; collect; fetch; gain; gather; glean; learn; pick up; receive
opsteken acquire; get the hang of; learn; pick up; study absorb; collect; gain; learn; light a cigaret; receive
verkrijgen acquire; buy; come by; gain; obtain; procure; purchase gain; get hold of; get hold of something; get one's hands on; lay one's hands on; obtain; receive for one's portion; secure; seize; seize upon; take possession of; win
verwerven acquire; buy; come by; gain; get the hang of; learn; obtain; pick up; procure; purchase; study get hold of something; lay one's hands on; secure; seize; take possession of
- adopt; assume; develop; evolve; gain; get; grow; larn; learn; produce; take; take on; win

Verwante woorden van "acquire":


Synoniemen voor "acquire":


Antoniemen van "acquire":


Verwante definities voor "acquire":

  1. come to have or undergo a change of (physical features and attributes)2
  2. take on a certain form, attribute, or aspect2
  3. gain through experience2
    • I acquired a strong aversion to television2
  4. gain knowledge or skills2
    • Children acquire language at an amazing rate2
  5. come into the possession of something concrete or abstract2
    • They acquired a new pet2
  6. win something through one's efforts2
    • I acquired a passing knowledge of Chinese2
  7. locate (a moving entity) by means of a tracking system such as radar2

Wiktionary: acquire

acquire
verb
  1. to gain, usually by one's own exertions; to get as one's own
  2. to get
acquire
Cross Translation:
FromToVia
acquire bereiken erreichen — zu jemandem oder zu etwas hingelangen
acquire bereiken erreichen — zu einem Ziel gelangen; seine Wünsche durchsetzen
acquire afnemen; kopen; aankopen; inkopen; aanschaffen; overnemen; buitmaken; behalen; verkrijgen; verwerven acquérir — Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général).
acquire buitmaken; behalen; verkrijgen; verwerven; aanbrengen; werven; aanwerven; verdienen; winnen gagner — Traductions à trier suivant le sens
acquire buitmaken; behalen; verkrijgen; verwerven; deelachtig worden; krijgen obtenir — Se faire accorder par tel ou tel moyen une chose que l’on désirer.