Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. blusterer:
  2. bluster:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor blusterer (Engels) in het Nederlands

blusterer:

blusterer [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the blusterer
    de bulderaar

Vertaal Matrix voor blusterer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bulderaar blusterer
- loudmouth
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- braggart; swaggerer

Verwante woorden van "blusterer":

  • blusterers

Synoniemen voor "blusterer":


Verwante definities voor "blusterer":

  1. a person who causes trouble by speaking indiscreetly1

Wiktionary: blusterer


Cross Translation:
FromToVia
blusterer dik nek; opschepper AngeberPerson, die ihre eigenen Leistungen freiwillig und unaufgefordert in den Vordergrund stellt

bluster:

to bluster werkwoord (blusters, blustered, blustering)

  1. to bluster (grouse; grumble)
    kankeren; zeuren
    • kankeren werkwoord (kanker, kankert, kankerde, kankerden, gekankerd)
    • zeuren werkwoord (zeur, zeurt, zeurde, zeurden, gezeurd)
  2. to bluster (mutter; sputter; crackle; )
    protesteren; sputteren; tegensputteren; tegenpruttelen
    • protesteren werkwoord (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)
    • sputteren werkwoord (sputter, sputtert, sputterde, sputterden, gesputterd)
    • tegensputteren werkwoord (sputter tegen, sputtert tegen, sputterde tegen, sputterden tegen, tegengesputterd)
    • tegenpruttelen werkwoord (pruttel tegen, pruttelt tegen, pruttelde tegen, pruttelden tegen, tegengeprutteld)

Conjugations for bluster:

present
  1. bluster
  2. bluster
  3. blusters
  4. bluster
  5. bluster
  6. bluster
simple past
  1. blustered
  2. blustered
  3. blustered
  4. blustered
  5. blustered
  6. blustered
present perfect
  1. have blustered
  2. have blustered
  3. has blustered
  4. have blustered
  5. have blustered
  6. have blustered
past continuous
  1. was blustering
  2. were blustering
  3. was blustering
  4. were blustering
  5. were blustering
  6. were blustering
future
  1. shall bluster
  2. will bluster
  3. will bluster
  4. shall bluster
  5. will bluster
  6. will bluster
continuous present
  1. am blustering
  2. are blustering
  3. is blustering
  4. are blustering
  5. are blustering
  6. are blustering
subjunctive
  1. be blustered
  2. be blustered
  3. be blustered
  4. be blustered
  5. be blustered
  6. be blustered
diverse
  1. bluster!
  2. let's bluster!
  3. blustered
  4. blustering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor bluster:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- braggadocio; bravado; rhodomontade; rodomontade
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kankeren bluster; grouse; grumble bellyache; complain; gripe; grouse; grumble
protesteren bluster; complain; crackle; grumble; mumble; mutter; sputter deny; fight back; object; protest; rebut; refute; remonstrate; resist; struggle
sputteren bluster; complain; crackle; grumble; mumble; mutter; sputter
tegenpruttelen bluster; complain; crackle; grumble; mumble; mutter; sputter
tegensputteren bluster; complain; crackle; grumble; mumble; mutter; sputter
zeuren bluster; grouse; grumble carry on one's point; complain; complaint; dawdle; delay; deplore; gripe; harp; linger; nag; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry
- swagger; swash
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- brag; swagger

Verwante woorden van "bluster":

  • blustering

Synoniemen voor "bluster":


Verwante definities voor "bluster":

  1. a swaggering show of courage1
  2. vain and empty boasting1
  3. a violent gusty wind1
  4. noisy confusion and turbulence1
    • he was awakened by the bluster of their preparations1
  5. act in an arrogant, overly self-assured, or conceited manner1
  6. blow hard; be gusty, as of wind1

Wiktionary: bluster

bluster
verb
  1. op luide en barse toon een bevel geven of zijn ongenoegen uiten.