Spaanse synoniemen van alboroto, ander woord voor alboroto

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

alboroto:
- alboroto; disturbio; rebelión; protesta; conmoción; resistencia; oposición; sublevación; revuelta; agitación; motín; rebeldía; disturbios; trifulca; tumulto; pugilato; amotinamiento; desorden; ballanga; jaleo; escándalo; estruendo; rumor; alteración del orden público; revuelo; tam-tam; hormiguero; ajetreo; barullo; animación; aglomeración; concurrencia; apreturas; vocerío; gritería; rabieta; gritos; chillidos; ruido; zumbido; estrépito; balanceo; mar; movimiento; torrente; agitaciones; marejada; peso; rollo; lío; carga; molestia; quejas; dificultad; discusión; riña; contienda; problemas; enredo; peleas; estorbo; follón; trajín; imputación; dificultades; líos; tropiezo; cargamento; matraca; tiquismiquis; lamentos; riñas; pelotera; complicaciones; disgustos; dimes y diretes; machaconería; dimes y dirés
alborotar:
- alborotar

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor alboroto in het Spaans

alboroto:

alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord

el alboroto
el alboroto
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el alboroto; el disturbio; la rebelión; la protesta; la conmoción; la resistencia; la oposición; la sublevación; la revuelta; la agitación; el motín; la rebeldía; el disturbios; la trifulca; el tumulto; el pugilato; el amotinamiento
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- disturbio [el ~] zelfstandig naamwoord
- rebelión [la ~] zelfstandig naamwoord
- protesta [la ~] zelfstandig naamwoord
- conmoción [la ~] zelfstandig naamwoord
- resistencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- oposición [la ~] zelfstandig naamwoord
- sublevación [la ~] zelfstandig naamwoord
- revuelta [la ~] zelfstandig naamwoord
- agitación [la ~] zelfstandig naamwoord
- motín [el ~] zelfstandig naamwoord
- rebeldía [la ~] zelfstandig naamwoord
- disturbios [el ~] zelfstandig naamwoord
- trifulca [la ~] zelfstandig naamwoord
- tumulto [el ~] zelfstandig naamwoord
- pugilato [el ~] zelfstandig naamwoord
- amotinamiento [el ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el alboroto; el disturbios; el desorden; el tumulto
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- disturbios [el ~] zelfstandig naamwoord
- desorden [el ~] zelfstandig naamwoord
- tumulto [el ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
la ballanga; el jaleo; el escándalo; el estruendo; el rumor; el tumulto; el alboroto
- ballanga [la ~] zelfstandig naamwoord
- jaleo [el ~] zelfstandig naamwoord
- escándalo [el ~] zelfstandig naamwoord
- estruendo [el ~] zelfstandig naamwoord
- rumor [el ~] zelfstandig naamwoord
- tumulto [el ~] zelfstandig naamwoord
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el alboroto; la alteración del orden público
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- alteración del orden público [la ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el alboroto; la agitación; el revuelo
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- agitación [la ~] zelfstandig naamwoord
- revuelo [el ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el alboroto; el escándalo; el tam-tam
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- escándalo [el ~] zelfstandig naamwoord
- tam-tam [el ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el jaleo; la agitación; el hormiguero; el ajetreo; el barullo; el alboroto; la animación; la aglomeración; la concurrencia; la apreturas
- jaleo [el ~] zelfstandig naamwoord
- agitación [la ~] zelfstandig naamwoord
- hormiguero [el ~] zelfstandig naamwoord
- ajetreo [el ~] zelfstandig naamwoord
- barullo [el ~] zelfstandig naamwoord
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- animación [la ~] zelfstandig naamwoord
- aglomeración [la ~] zelfstandig naamwoord
- concurrencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- apreturas [la ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el vocerío; la gritería; el alboroto; la rabieta; el gritos; el estruendo; el chillidos
- vocerío [el ~] zelfstandig naamwoord
- gritería [la ~] zelfstandig naamwoord
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- rabieta [la ~] zelfstandig naamwoord
- gritos [el ~] zelfstandig naamwoord
- estruendo [el ~] zelfstandig naamwoord
- chillidos [el ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el ruido; el zumbido; el tumulto; el alboroto; el estruendo; el disturbio; el estrépito
- ruido [el ~] zelfstandig naamwoord
- zumbido [el ~] zelfstandig naamwoord
- tumulto [el ~] zelfstandig naamwoord
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- estruendo [el ~] zelfstandig naamwoord
- disturbio [el ~] zelfstandig naamwoord
- estrépito [el ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el balanceo; la mar; el movimiento; el torrente; la agitaciones; el alboroto; la agitación; la marejada
- balanceo [el ~] zelfstandig naamwoord
- mar [la ~] zelfstandig naamwoord
- movimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- torrente [el ~] zelfstandig naamwoord
- agitaciones [la ~] zelfstandig naamwoord
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- agitación [la ~] zelfstandig naamwoord
- marejada [la ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el peso; el rollo; el lío; la carga; la molestia; la quejas; el jaleo; el alboroto; la dificultad; la discusión; la riña; la contienda; la problemas; el enredo; la agitación; el peleas; el estorbo; el follón; el trajín; la conmoción; la imputación; la dificultades; el líos; el tropiezo; el cargamento; la matraca; el disturbios; la trifulca; el tiquismiquis; el lamentos; la riñas; el tumulto; la pelotera; la complicaciones; el disgustos; el dimes y diretes; la machaconería; el dimes y dirés
- peso [el ~] zelfstandig naamwoord
- rollo [el ~] zelfstandig naamwoord
- lío [el ~] zelfstandig naamwoord
- carga [la ~] zelfstandig naamwoord
- molestia [la ~] zelfstandig naamwoord
- quejas [la ~] zelfstandig naamwoord
- jaleo [el ~] zelfstandig naamwoord
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- dificultad [la ~] zelfstandig naamwoord
- discusión [la ~] zelfstandig naamwoord
- riña [la ~] zelfstandig naamwoord
- contienda [la ~] zelfstandig naamwoord
- problemas [la ~] zelfstandig naamwoord
- enredo [el ~] zelfstandig naamwoord
- agitación [la ~] zelfstandig naamwoord
- peleas [el ~] zelfstandig naamwoord
- estorbo [el ~] zelfstandig naamwoord
- follón [el ~] zelfstandig naamwoord
- trajín [el ~] zelfstandig naamwoord
- conmoción [la ~] zelfstandig naamwoord
- imputación [la ~] zelfstandig naamwoord
- dificultades [la ~] zelfstandig naamwoord
- líos [el ~] zelfstandig naamwoord
- tropiezo [el ~] zelfstandig naamwoord
- cargamento [el ~] zelfstandig naamwoord
- matraca [la ~] zelfstandig naamwoord
- disturbios [el ~] zelfstandig naamwoord
- trifulca [la ~] zelfstandig naamwoord
- tiquismiquis [el ~] zelfstandig naamwoord
- lamentos [el ~] zelfstandig naamwoord
- riñas [la ~] zelfstandig naamwoord
- tumulto [el ~] zelfstandig naamwoord
- pelotera [la ~] zelfstandig naamwoord
- complicaciones [la ~] zelfstandig naamwoord
- disgustos [el ~] zelfstandig naamwoord
- dimes y diretes [el ~] zelfstandig naamwoord
- machaconería [la ~] zelfstandig naamwoord
- dimes y dirés [el ~] zelfstandig naamwoord
el alboroto
el alboroto; el escándalo; el tumulto
- alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord
- escándalo [el ~] zelfstandig naamwoord
- tumulto [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "alboroto":

alborotos

Alternatieve synoniemen voor "alboroto":

alteración; altercado
baraúnda; batahola; jaleo; ruido; barahúnda; confusión; desorden; algarabía; jarana; bulla; bullicio; follón; griterío; jolgorio; escándalo; guirigay; juerga; tiberio; tumulto; estruendo
belén; lío; desbarajuste; embrollo; enredo; zapatiesta
berenjenal; barullo; atolladero; camorra; maraña; riña; trapatiesta
bochinche; vocerío; disturbio; marimorena
bolina; algazara; zalagarda
cacao; trifulca
ebullición; agitación; movimiento; revuelo; tensión
expolio; bronca; gresca; pelotera
greguería
clamor; abucheo
francachela; pendencia; fiesta; farra; cachondeo; parranda
laberinto
caos; algarada
rapapolvo; reconvención; reprimenda; reprensión; regañina; disputa; reyerta; contienda; agarrada; discusión; querella
zaragata; pelea
zipizape; zafarrancho
zurriburri

alborotar:

alborotar werkwoord

alborotar
alborotar
- alborotar werkwoord

Conjugations for alborotar:

presente

alboroto
alborotas
alborota
alborotamos
alborotáis
alborotan

imperfecto

alborotaba
alborotabas
alborotaba
alborotábamos
alborotabais
alborotaban

indefinido

alboroté
alborotaste
alborotó
alborotamos
alborotasteis
alborotaron

fut. de ind.

alborotaré
alborotarás
alborotará
alborotaremos
alborotaréis
alborotarán

condic.

alborotaría
alborotarías
alborotaría
alborotaríamos
alborotaríais
alborotarían

pres. de subj.

que alborote
que alborotes
que alborote
que alborotemos
que alborotéis
que alboroten

imp. de subj.

que alborotara
que alborotaras
que alborotara
que alborotáramos
que alborotarais
que alborotaran

miscelánea

¡alborota!
¡alborotad!
¡no alborotes!
¡no alborotéis!
alborotado
alborotando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "alborotar":

alarmar; asustar; atemorizar; inquietar; intranquilizar; preocupar; sobresaltar
escandalizar; gritar; chillar; vocear; vociferar; enciscar
jaranear; bromear; animar; divertirse; regocijarse; retozar; chancear; guasearse; mofarse; pitorrearse; cachondearse; burlarse; chacotear; bufonear; chirigotear; rechiflarse; coñearse; chasquear; chufletear; reírse; chunguearse; tomar el pelo
ladrar; amenazar
levantar; amotinar; soliviantar; sublevar; rebelar; insubordinar

Verwante synoniemen voor alboroto

alboroto callejero

Remove Ads

Synoniemen voor "alboroto" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor alboroto in het Spaans

alboroto:

alboroto [el ~] zelfstandig naamwoord

el alboroto

el alboroto

el alboroto

el alboroto

el alboroto

el alboroto

el alboroto

el alboroto

el alboroto

el alboroto

el alboroto

el alboroto

el alboroto

Verwante woorden van "alboroto":

Alternatieve synoniemen voor "alboroto":

alborotar:

alborotar werkwoord

alborotar

Conjugations for alborotar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Alternatieve synoniemen voor "alborotar":

Verwante synoniemen voor alboroto